Standpunt van het kabinet inzake gaswinning


Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Binnenhof 1a
s-Gravenhage
Datum: 7 december 1999
Onderwerp: Waddengas

In onze brief van 5 november hebben wij u het standpunt van het kabinet meegedeeld over de gaswinning in het Waddengebied. Centraal daarin stond:

"De nieuwe PKB zal geen nieuwe proefboringen in de Waddenzee bevatten. Het kabinet gaat ervan uit dat het unieke karakter van het Waddengebied als wetland behouden dient te blijven. Essentieel daarvoor is dat geen bodemdaling optreedt die dat karakter blijvend aantast. In het licht van het bovenstaande zal het kabinet in overleg met de NAM en derden-deskundigen voorwaarden formuleren die tot het bovenstaande leiden. Indien hieraan een voldoende invulling kan worden gegeven dan is het kabinet voornemens een beslissing te nemen om tot vergunningverlening tot het winnen van gas op de locaties Paesens, Moddergat en Lauwersoog over te gaan. Voor Ballum en Ballonplaat wordt in dat geval toestemming gegeven tot het verrichten van een proefboringen. De afgifte van een winningsvergunning zal te zijner tijd worden bezien in het licht van de ervaringen, die met de winning van de locaties Paesens, Moddergat en Lauwersoog zijn opgedaan. Over enige jaren kan dan eveneens toestemming worden gegeven tot het verrichten van proefboringen bij Eemsmond. Deze toestemming is afhankelijk van het antwoord op de vraag, of in het licht van de inmiddels opgedane ervaringen met winning van gas van elders in de Waddenzee, uiteindelijk een winningsvergunning voor eventueel aan te tonen voorkomens zal kunnen worden verleend."

Zoals op 5 november aangekondigd, hebben wij een aantal derden-deskundigen om advies gevraagd. Uitgangspunt voor de adviezen van de deskundigen zijn geweest de Integrale Bodemdalingsstudie Waddenzee van december 1998 en vier notities die aan de deskundigen zijn voorgelegd. De bodemdalingsstudie is u begin dit jaar ter informatie toegezonden. De vier dezerzijds opgestelde notities alsmede de adviezen van de zeven geraadpleegde deskundigen worden u hierbij toegestuurd (bijlage l). Op de vraag of er vooraf sluitende garanties te geven zijn, hebben de deskundigen verdeeld geantwoord. Alle deskundigen geven aan dat de wetenschap nooit absolute zekerheid kan geven. Een deel van de deskundigen wijst op risico's, terwijl het andere deel aangeeft dat het Waddenecosysteem zo robuust is, dat het de effecten van bodemdaling kan opvangen. Uit de adviezen zijn enkele kernpunten gedestilleerd die in onze ogen een centrale rol spelen bij de afweging al dan niet vergunning voor gaswinning te verlenen:

  1. Er is verschil van mening over de mate van voorspelbaarheid van het Waddensysteem, mede vanwege de grote natuurlijke dynamiek en de mate van bodemdaling. Aan de orde is of er voldoende garanties vooraf en voldoende risicoafdekking in relatie tot het voorgestelde gaswinningssysteern gegeven kunnen worden.
  2. De vraag is of tijdig kan worden ingegrepen. Men spreekt van naijleffecten en er is een vertragingsfactor van meerdere jaren tussen het optreden van eventuele effecten op de natuur en het moment dat die objectief kunnen worden vastgesteld.
  3. Een uitgebreidere nulmeting is noodzakelijk om de voor het Waddengebied karakteristieke dynamiek en variatie in de tijd te beschrijven. Pas dan is het mogelijk veranderingen te relateren aan eventuele gaswinning. Dit vraagt om een uitgebreide inventarisatie gedurende meerdere jaren.
  4. Gaswinning noodzaakt tot indirecte zandsuppletie als mitigerende maatregel. De vraag is aan de orde of de kwaliteit en kwantiteit van met name de platen behouden blijven. In zijn algemeenheid worden de effecten van bodemdaling op de kwelders als beperkt ingeschat.
  5. Een belangrijke voorwaarde aan eventuele vergunningverlening is het opzetten en uitvoeren van een uitgebreider monitoringsprogramma. Dit vraag nadere concretisering en precisering, Daar zijn enkele nuttige suggesties voorgedaan.
  6. De injectie van water ter voorkoming van bodemdaling door gaswinning wordt als effectieve maatregel beschouwd. Hiervoor is wel nader onderzoek nodig.
  7. Een deel van de deskundigen heeft de voorgestelde aanpak met een Commissie van Toezicht onderschreven.

In het overleg dat op 23 november jl. met de Kamer heeft plaatsgevonden, is gevraagd naar een historisch overzicht van verleende en aangevraagde vergunningen. Een notitie hierover is bijgevoegd (bijlage 2). Op 2 december jl. is tussen een delegatie van het kabinet en de NAM/Shell overleg gevoerd. In dit overleg heeft NAM /Shell haar standpunt t.a.v. winning van gas onder het PKB-gebied gegeven. Deze mening is dat de onzekerheden van de winning voor het Waddengebied beperkt zijn en dat winning van gas - zeker in samenhang met een systeem van monitoring, begeleiding en evaluatie - geen blijvende schadelijke effecten op het ecosysteem zal hebben. NAM heeft haar mening over twaalf door de betrokken bewindslieden vooraf toegezonden vragen samengevat. Deze informatie wordt u eveneens toegezonden (bijlage 3).

Het kabinet is tot het inzicht gekomen dat de aard en de omvang van de aanvankelijke twijfel ten aanzien van het formuleren van sluitende voorwaarden voor de winning van het gas op de locaties zoals genoemd in de brief van 5 november jl. zijn gereduceerd. Niettemin is het kabinet van oordeel dat niet alle onzekerheden en twijfel over mogelijke blijvende aantasting van de Waddenzee in voldoende mate zijn weggenomen. Daarom acht het kabinet thans geen basis aanwezig om de gevraagde vergunningen te verlenen, mede in het licht van de uitspraak van de Kamer van 16 november jl. De komende jaren zullen worden benut om voortschrijdend inzicht te krijgen in de vraag of de resterende onzekerheden over de mogelijkheid tot het vervullen van sluitende voorwaarden kunnen worden weggenomen. De opvatting van het kabinet zal in de nog te formuleren nieuwe PKB-Waddenzee worden verwerkt. De besluiten en de zienswijze van het kabinet hebben uitsluitend betrekking op de locaties die in de brief van 5 november zijn genoemd. Op korte termijn zal overleg met de NAM over het bovenstaande plaatsvinden. Het kabinet blijft het belang van de opsporing en winning van kleine velden in het algemeen onderschrijven. Om verdere opsporing en winning te stimuleren is het kabinet voornemens om de voorwaarden voor mijnbouwactiviteiten op het continentaal plat te verbeteren. In het kader van de behandeling van de Mijnbouwwet zal hierop verder worden ingegaan. Het kabinet heeft voorts met het oog op de toekomstige energievoorziening afgesproken dat de verdere ontwikkeling en aanleg van duurzame energie van belang is en dat de mogelijkheden voor versnelling van de procedure ten behoeve van een verantwoorde ruimtelijke inpassing van windenergie en - in de toekomst - van grootschalige zonne-energie nader worden onderzocht. Het kabinet hecht aan voortvarende procedures en zal dit aspect in de komende vijfde nota ruimtelijke ordening verwerken.

A. Jorritsma-Lebbink
Minister van Economische Zaken

J.P. Pronk
Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer

G.H. Faber
Staatssecretaris van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij