De schaduwkant van Waddengas
U kunt het volledige rapport downloaden, of de samenvatting van het rapport on-line lezen.
Download het volledige rapport (pdf, 374 kB)
De samenvatting staat hieronder vermeld:
Inhoudsopgave
- Inleiding
- Conclusies en aanbevelingen
- De waarde van het waddengebied
- De effecten van gaswinning op het waddengebied
- Beschouwing van de Integrale Bodemdalingstudie Waddenzee (NAM, 1998b).
- Conclusies met betrekking tot de Integrale Bodemdalingstudie Waddenzee (NAM, 1998b)
- De kosten van het winnen van waddengas
- Verantwoording
Inleiding
Dit rapport is het resultaat van een oriënterend onderzoek naar de bepaling van de totale economische waarde die het waddengebied voor Nederland vertegenwoordigt, en de schade die door gaswinning in het waddengebied verwacht zou kunnen worden. Het onderzoek is in opdracht van Greenpeace Nederland uitgevoerd door AIDEnvironment.
Aanleiding tot dit onderzoek is de overtuiging dat het waddengebied een zodanig uniek ecosysteem is dat een afweging over ingrepen in dit gebied niet mag berusten op strikt sectorale kosten/baten-analyse. De economische waarde die de ecologische functies van het waddengebied vertegenwoordigen voor de Nederlandse samenleving wordt dermate groot geacht dat de noodzaak bestaat tot integratie van schade aan deze waarde in de kosten/baten-analyse van winning van waddengas. Door het monetariseren van de schade en door deze af te zetten tegen de baten van gaswinning voor Nederland kan een integrale kosten/baten-analyse gemaakt worden van de winning van waddengas.
De doelstellingen van dit oriënterend onderzoek luiden daarom:
- Het aantonen dat tot op heden bovengenoemde schade aan ecologische functies alsmede de met behulp van scenario´s berekende gasprijzen, niet zijn meegenomen in de besluitvoering over winning van waddengas. Het bepalen van de monetaire waarde van ecologische functies en het berekenen van de gasprijs met behulp van scenario's is wel degelijk mogelijk en bovendien ook nodig om een juist beeld te presenteren met betrekking tot de baten voor de Nederlandse samenleving van winning van waddengas;
- Het presenteren van de mogelijkheden voor het opstellen van een integrale kosten/baten-analyse waarin ook de schade aan de ecologische functies en daarmee samenhangende monetaire waarden nadrukkelijk meegenomen worden. De hypothese is dat deze integrale analyse een andere uitkomst zal laten zien dan de tot dusver door politiek en gassector gehanteerde beperkte analyse.
In dit oriënterend onderzoek is nauw samengewerkt met Nederlandse wetenschappelijke economische experts en heeft door interviews, commentaarrondes en een workshop toetsing plaatsgevonden van het gehanteerde integrale kosten/baten-model en waarderingsmethodiek van de ecologische functies van het waddengebied.
Conclusies en aanbevelingen
Door een schatting te maken van de waarde van ecologische functies van het waddengebied voor de maatschappij wordt een belangrijke stap gezet richting duurzame ontwikkeling. In het kader van dit oriënterend onderzoek zijn de volgende functies op basis van criteria geselecteerd en vervolgens gemonetariseerd:
Regulatie functies | Habitat functies |
---|---|
CO2-opslag | Refugium natuur |
Bescherming tegen overstroming | Kraamkamer mossel |
Vermindering saltspray | Kraamkamer schol en tong |
Strategische drinkwatervoorraad | Kraamkamer garnaal |
Zeewaterzuivering | |
Pest controle pootaardappelen | Productie functies |
Natuurlijke aangroei van land | Productie mosselen |
Productie kokkels | |
Informatie functies | Productie zeepier |
Toerisme & recreatie | Productie garnaal |
De totale monetaire waarde van het waddengebied wordt in dit oriënterend onderzoek aan de hand van bovengenoemde ecologische functies conservatief geschat op circa 9,7 miljard gulden per jaar.
De schade, in het geval er aanzienlijke effecten optreden als gevolg van gaswinning in de Waddenzee, is in de orde van grootte van 2,4 miljard gulden per jaar, exclusief eventuele schade door calamiteiten.
De schade als gevolg van een calamiteit zoals een blow-out wordt voorzichtig geschat op een bedrag van circa 910 miljoen gulden. Nader onderzoek naar de schade als gevolg van toxische stoffen, bijvoorbeeld met behulp van schadeberekeningsmodellen die zijn ontwikkeld naar aanleiding van de Exxon-Valdez ramp, verdient aanbeveling om deze schadekosten nader in beeld te brengen.
De contante waarde (1999) van de macro-economische baten van het te winnen waddengas kent een bandbreedte tussen de 6,6 en 39,4 miljard gulden.
Bij het meest milde schadescenario (geen schade in de jaren één tot en met vijf, 50 procent schade in de jaren zes tot en met tien en 100 procent schade in jaar elf tot en met vijftig) volgens de schatting van schadekosten zoals in deze studie gepresenteerd, zal een maatschappelijk verlies optreden van ongeveer 7 tot 32 miljard gulden als gevolg van de winning van waddengas. De onderzoekers zijn zich bewust van de nog smalle wetenschappelijke basis van een aantal gepresenteerde cijfers, en hebben voorzichtigheidshalve daarom te allen tijde getracht een conservatieve schatting van waarde en schade aan te houden. Zo zijn veel waarden in dit oriënterend onderzoek nog niet gemonetariseerd en zijn eventuele dubbeltellingen zonder meer verwijderd.
Een tekortkoming in de data die nodig zijn ter bepaling van de totale monetaire waarde van het waddengebied, en de schade aan deze waarden, is gelegen in het feit dat de kengetallen die nodig zijn nagenoeg niet in overzichtelijke databestanden of analyses van het waddengebied voorhanden zijn. In dit onderzoek is dan ook onder andere gebruik gemaakt van markt- en schaduwprijs bepalingen op grond van ruwe schattingen van gebruik, volumes, opbrengsten en fysische- of ecologische gegevens.
Gegeven de beschikbare tijd en de voorhanden zijnde data en informatie over het waddengebied, zijn in dit oriënterend onderzoek alleen de meest prominente waarden gemonetariseerd. Een groot aantal waarden dient echter nog toegevoegd te worden aan de huidige schatting van de totale economische waarde van het waddengebied. Met name het aspect van monetarisering van de (schade aan) de beleving, bijvoorbeeld middels uitgebreid Contingent Valuation onderzoek, verdient extra aandacht.
Omissies in de huidige kennis en data betreffen onder meer de bepaling van de investeringskosten en operationele kosten van exploratie en exploitatie, en de bepaling welk deel van de baten daadwerkelijk aan de Nederlandse samenleving ten goede komt ten opzichte van het deel dat in buitenlandse handen komt. Het belang van dit laatste hangt af van het perspectief dat voor de analyse gekozen wordt: het Nederlandse of (misschien realistischer) het mondiale. Van belang is ook om nader te onderzoeken in welke mate de werkelijke investerings- en operationele kosten van exploratie en exploitatie momenteel verborgen zitten in (de tot nu toe onderschatte) subsidies en wellicht oneigenlijke lastenverlichtingen c.q. belastingvoordelen voor de winningsmaatschappijen.
Het verdient aanbeveling om in een breder kader met inzet van zowel Nederlandse als buitenlandse expertise een weloverwogen integrale kosten/baten-analyse te maken van de winning van waddengas, alvorens verdere besluiten over deze winning te nemen. De integratie van de ecologische functies en de daarmee samenhangende, voor de Nederlandse samenleving uiterst relevante, waarden van het ecosysteem van het waddengebied dienen in de analyse een prominente plaats in te nemen.
Het verdient verder ook expliciet aanbeveling om te zoeken naar Nederlandse en buitenlandse wetenschappelijke en technische instituten met een onafhankelijke positie ten opzichte van de gaswinningssector, ten einde een expert judgement en wetenschappelijke peer review te verkrijgen over de gehanteerde modellen en voorspellingen met betrekking tot de bodemdalingeffecten van de winning van waddengas. Met name de aannames met betrekking tot compenserende sedimentatie en de kans op nazakkingen verdienen dan extra aandacht.
De aanzet die in dit onderzoek gegeven is tot een zogenaamde Natural Resource Accounting, op basis van ecologische functies van het waddengebied, is te beschouwen als een pleidooi voor het uitvoeren van een dergelijke waardebepaling. Door de Nederlandse economische instituten en wetenschappelijke centra is de waarde van een dergelijk ecosysteem via Natural Resource Accounting tot nu toe niet doorgeëxerceerd.
Het betrekken van een aantal gerenommeerde Nederlandse economische instituten en wetenschappelijke centra bij het vervolmaken van de in dit oriënterend onderzoek ingezette waardebepaling en kosten/baten analyse zou dan ook een tweeledig doel dienen. Enerzijds kan een beter, wetenschappelijk verantwoord eindproduct ontstaan dat mettertijd een bepalende invloed kan hebben op de besluitvorming omtrent winning van waddengas. Anderzijds wordt een stimulans gegeven aan de ontwikkeling en verfijning van wetenschappelijke methodieken, kennis, data en expertise die van groot belang kunnen zijn in de besluitvorming met betrekking tot mogelijke ingrepen in andere belangrijke natuurgebieden en ecosystemen in Nederland en elders.
Het waddengebied ligt in Nederland maar draagt bij aan een aantal grensoverstijgende en zelfs mondiale belangen, zoals het waarborgen van jonge platvis voor de internationale Noordzeevisserij, het vastleggen van CO2 en het leveren van een refugium voor planten en dieren, zoals bijvoorbeeld trekvogels. Het is de plicht van de Nederlandse overheid, voortvloeiend uit internationale afspraken, om de Nederlandse bijdrage aan deze belangen blijvend te leveren, middels het in stand houden van het waddengebied dan wel op enig andere manier. Als blijkt dat als gevolg van gaswinning deze internationale bijdrage van het waddengebied vermindert, dan moet feitelijk die vermindering beschouwd worden als een kostenpost voor de Nederlandse samenleving
Het is duidelijk dat in het waddengebied ook nog veel waarden en verantwoordelijkheden liggen die niet omschreven kunnen worden in monetaire termen, waarmee echter uitdrukkelijk niet gezegd is dat ze geen economische waarde vertegenwoordigen. Juist de intrinsieke- en belevingswaarden vertegenwoordigen wel degelijk een huidige of toekomstige behoeftebevrediging en maken daarmee dan ook deel uit van de economie.
De waarde van het waddengebied
De resultaten van de monetarisering, die beschouwd moeten worden als zeer globale en conservatieve schattingen waarin veel waarden nog niet zijn meegenomen, zijn samengevat in onderstaande tabel 3.1. De totale monetaire waarde van de ecologische functies van het Waddengebied worden geschat op 9,7 miljard gulden per jaar.
Functie | Actieve gebruikswaarde | Passieve gebruikswaarde |
Intrinsieke
waarde
|
---|---|---|---|
Regulatie functies | |||
CO2-opslag | 78 | ||
Bescherming tegen overstroming | 470 | ||
Vermindering saltspray | 8 | ||
Strategische drinkwatervoorraad | 778 | ||
Zeewaterzuivering | 1430 | ||
Pest controle pootaardappelen | 1625 | ||
Natuurlijke aangroei van land | 1 | ||
Habitat functies | |||
Refugium natuur | 587 | ||
Kraamkamer mossel | 340 | ||
Kraamkamer schol en tong | 1770 | ||
Kraamkamer garnaal | 203 | ||
Informatie functies | |||
Toerisme & recreatie | *1700 | * | |
Productie functies | |||
Productie mosselen | 510 | ||
Productie kokkels | 47 | ||
Productie zeepier | 2 | ||
Productie garnaal | 183 | ||
Totaal | 2442 | 7290 |
Tabel 3.1. Economische waarden van de geselecteerde ecologische functies van het waddengebied in miljoenen guldens per jaar. * De intrinsieke waarden worden in deze studie niet gemonetariseerd. Een weerspiegeling van een deel van deze waarde (beleving) kan echter gevonden worden in de actieve gebruikswaarde van het waddengebied voor recreatie en toerisme.
De effecten van gaswinning op het waddengebied
De effecten van een bepaalde ingreep, zoals bij voorbeeld gaswinning, op het ecosysteem kunnen in het algemeen als volgt onderscheiden worden:
- Directe (primaire) en indirecte (secundaire, tertiaire) effecten, afhankelijk van de plaats in de oorzaak-en-gevolg keten;
- Korte termijn en lange termijn effecten, afhankelijk van het beschouwde tijdpad;
- On-site en off-site effecten, afhankelijk van de gebiedsafbakening.
Dit overzicht maakt meteen duidelijk dat het niet eenvoudigweg mogelijk is om te spreken over "de effecten" van de winning van waddengas: er dienen afgewogen keuzes gemaakt te worden welke effecten wèl en welke niet meegenomen worden. Men kan besluiten zich te beperken tot de directe effecten die zich bijvoorbeeld binnen een periode van tien jaar op de locatie van de ingreep voordoen, of men kan besluiten ook te kijken naar de secundaire lange termijn effecten die buiten de locatie optreden. In deze studie komen aan de orde de directe en indirecte effecten van de winning van waddengas die zich voordoen in het waddengebied en daarbuiten (bijvoorbeeld de Noordzee en Hollandse kustzone), over een periode van vijftig jaar.
De NAM heeft uitgebreide Milieu Effect Rapportages (MER) opgesteld over de effecten van exploratie (dat wil zeggen de voorgenomen proefboringen) van gas in de Waddenzee, de Noordzeekustzone en op Ameland (NAM, 1995a en b). Er bestaat echter nog geen MER van de exploitatie van waddengas terwijl juist dan de meest significante effecten te verwachten zijn, met name bodemdaling. Wel heeft de NAM (zonder begeleiding van de Commissie MER) een uitgebreide studie laten verrichten naar de effecten van bodemdaling ten gevolge van de exploitatie van waddengas op het ecosysteem de Waddenzee (Integrale Bodemdalingstudie Waddenzee; NAM, 1998b). Aan de hand van beschrijvingen van processen, kenmerken, biotische en abiotische waarden van het gebied wordt inzicht gegeven in diverse aangrijpingspunten van bodemdaling in het PKB-gebied de Waddenzee.
Beschouwing van de Integrale Bodemdalingstudie Waddenzee (NAM, 1998b).
In de Integrale Bodemdalingstudie Waddenzee is alleen gekeken naar de morfologische en ecologische effecten in het PKB-gebied, en niet naar effecten die mogelijk op kunnen treden buiten het PKB-gebied. Daarnaast valt op dat effecten op ecosysteemfuncties zoals waterhuishouding, drinkwatervoorziening, visserij en toerisme slechts zeer summier in beeld zijn gebracht. Zowel in de MERs van de proefboringen, als in de Integrale Bodemdalingstudie Waddenzee wordt door de NAM als eindconclusie gesteld dat schadelijke morfologische en ecologische effecten in het PKB-gebied nauwelijks zullen optreden, en dat eventuele schade altijd beheersbaar en mitigeerbaar is.
Verschillende modellen en aannames liggen ten grondslag aan de conclusies van het rapport, die onder redactie van de NAM zijn verwoord. Onderstaande aannames zijn cruciaal in dit verband:
- De aanname dat het wadden-ecosysteem "streeft" naar een compensatie van bodemdaling en zeespiegelstijging door verhoogde sedimentatie, en dit op termijn ook werkelijk doet;
- De aanname dat verhoogde sedimentatie als gevolg van bodemdaling redelijk egaal verspreid plaatsvindt over het gehele kombergingsgebied;
- De aanname dat bodemdaling geleidelijk zal zijn, en niet zal plaatsvinden in de vorm van plotselinge nazakking;
- De aanname dat het kustsysteem Waddenzee - ondiepe Noordzee op lange termijn stabiel is en blijft, ook met stijgende zeespiegel en dalende bodem (met andere woorden: onvoorspelbare niet-lineaire systeemreacties zullen niet optreden);
- De aanname dat zandtekorten kunnen worden aangevuld uit de ondiepe en diepere Noordzee voor de kust van de waddeneilanden;
- De aanname dat naast extra zandsuppletie klassieke maatregelen (dijken, rijshouten dammen, strekdammen) aangewend kunnen en zullen worden om effecten te mitigeren.
Een overtuigende onderbouwing van de juistheid van deze aannames wordt niet gegeven.
Gesteld wordt dat de effecten van bodemdaling niets anders zijn dan de effecten van versnelde zeespiegelstijging, alleen dan tien tot vijftien jaar eerder optredend. Gezien alle beleidsinspanningen die ontwikkeld (door onder andere VROM) en investeringen die momenteel gedaan worden ter beperking van de klimaatproblematiek en de zeespiegelstijging, lijken dit echter niet te onderschatten effecten die reden geven tot zorg.
Het V&W beleid (Kustnota, 1995; 4e Nota Waterhuishouding, 1997) met betrekking tot de handhaving van de kustlijn is sinds 1995 gebaseerd op dynamisch handhaven, en het waar mogelijk en zoveel mogelijk ruimte (en zand!) geven aan zelfregulerende processen in het systeem. Harde verdedigingsstructuren worden liefst vermeden, omdat ze weliswaar lokaal problemen oplossen maar elders problemen veroorzaken. Als bodemdaling door gaswinning leidt tot vergroting van de ´sedimenthonger´ en de noodzaak tot het toepassen van klassieke kustverdedigingsstructuren, gaat dit in feite regelrecht in tegen het vigerende beleid en dient dit effect niet gebagatelliseerd worden.
Sedimenthonger
Bij een permanente verandering van de hydrodynamische omstandigheden past de morfologie zich aan, zodat een nieuw evenwicht ontstaat. Alle evenwichten zullen na verstoringen op alle onderdelen weer hersteld moeten worden. Zo zullen optredende sedimenttekorten ten gevolge van bodemdaling in een specifiek deel van het systeem niet blijvend kunnen worden afgewenteld op een ander deel van het kustsysteem, dat op zijn beurt uit evenwicht raakt. Uiteindelijk moet al het sedimenttekort worden aangevuld.
Bodemdaling in de Waddenzee leidt tot sedimenthonger van het systeem. In eerste instantie wordt sediment uit de zeegaten en buitendelta gehaald. Maar uiteindelijk zal dit weer leiden tot sedimenthonger alhier en treedt toevoer van sediment van de stranden naar de zeegaten op. (Erosie van de Noordzeestranden en kusten van de waddeneilanden met één meter per jaar komt overeen met een volume zand van 3,8 miljoen kubieke meter). Door verstoring (zoals bodemdaling of zeespiegelstijging) ontstane sedimenttekorten worden vanuit het kustgebied van de Noordzee via de zeegaten naar de Waddenzee gevoerd.
Bij alle beschouwingen in het rapport over de bodemdaling is de aanname dat, met uitzondering van de zeespiegelstijging, aan de controlerende parameters van het hydrodynamische systeem niets verandert en er geen drempels worden overschreden (p177). Het rapport meldt echter ook (p181) dat bij zeespiegelstijgingen van meer dan drie tot vier millmeter per jaar (30 tot 40 centimeter per eeuw) het kombergingsgebied (c.q. de Waddenzee) verdrinkt. Met andere woorden: het steeds algemenere geaccepteerde scenario dat rekening houdt met een zeespiegelstijging van 60 centimeter per eeuw (zes millimeter per jaar) betekent zonder meer dat de Waddenzee niet meer middels toenemende sedimentatie de effecten van zeespiegelstijging kan compenseren.
In de bodemdalingstudie wordt een beeld gepresenteerd dat het ecosysteem tot in zekere mate (drie tot vier millimeter bodemdaling) het effect van bodemdaling ten gevolge van gaswinning met extra sedimentatie compenseert. Ten aanzien van diepe en ondiepe delen van de Waddenzee lijkt er echter een groot verschil op te treden: Afzetting van dit sediment vindt echter met name plaats in de diepere geulen en in veel mindere mate op de platen (p 185). Juist de ondiepten in de Waddenzee zijn het wezenlijke kenmerk van het wadden-ecosysteem, de geulen zijn meer vergelijkbaar met het mariene zee milieu van de Noordzee. Impliciet staat er in het rapport dus een belangrijke conclusie, die echter niet expliciet in de samenvattende conclusies terugkomt.
Met betrekking tot de stabiliteit van het gehele systeem worden in het onderliggende IBW rapport drie belangrijke opmerkingen gemaakt die evenmin in de samenvattende conclusies terug komen:
- In het kader van klimaatverandering (p189 en p190) wordt gezegd dat ´gezien de sterke invloed van klimaat op de kustontwikkeling verwacht mag worden dat ( …) een verhoogde stormactiviteit bijvoorbeeld leidt tot een groter dynamiek van de zeegatsystemen´; en dat
- ´mocht de trend van toenemende getijdenslag doorzetten dan mogen we verwachten dat de eilanden de neiging zullen hebben om korter te worden'.
- 'Indien (p191) op de lange duur geen terugtrekking van de kustlijn (van de eilanden) wordt toegestaan, zal het kustprofiel van de waddeneilanden versteilen. Voor korte termijn zullen dergelijke veranderingen niet tot noemenswaardige problemen hoeven te leiden, maar duidelijk is dat de buitendelta´s niet eindeloos kunnen worden geërodeerd. Op langere termijn kan een en ander van invloed zijn op de beschikbaarheid van sediment voor de Waddenzee´.
Voorts lijkt het rapport uit te gaan van een huidig evenwichtssituatie van de Waddenzee. Hoewel het systeem steeds naar een hydrodynamisch evenwicht streeft, en terwijl onderzoekers logischerwijs modellen maken op basis van een dergelijke hydrodynamisch evenwicht, is het natuurlijk de vraag of het wadden-ecosysteem momenteel in of nabij een evenwichtsituatie verkeert. Verschillende observaties lijken dit te ontkennen.
Ten eerste wordt het systeem pas sinds enkele decennia geconfronteerd met de huidige zeespiegelstijging van circa twintig centimeter per eeuw. Aanpassingen van het systeem aan dergelijke veranderende controlerende parameters nemen minimaal enige tientallen jaren in beslag. De vraag die men zich kan stellen is of het systeem zich al aan het aanpassen is of dat de werkelijke veranderingen van het systeem zich nog moeten manifesteren. Het gebruik van sedimentatiegegevens op de kwelders op Ameland en Anjum (data uit veertig jaar monitoring) ten bate van de calibratie van effectvoorspellingen lijkt in dit kader dan ook uiterst riskant, omdat het hier een periode betreft waarin de zeespiegelstijging goeddeels nog lager was dan twintig centimeter per eeuw.
Ten tweede zien we duidelijk afslag van eilanden wat vanuit een hoger schaalniveau bekeken toch duidt op een reeds optredend tekort aan sedimenten voor de verschillende samenhangende ´cellen´ van het hydrodynamische systeem. Met andere woorden, de vraag is aan de orde of de aanname dat er voldoende sediment voorhanden is om bodemdaling grotendeels middels verhoogde sedimentaanvoer door het systeem zelf te compenseren, wel zo valide is.
Onomkeerbare processen
Bodemdaling ten gevolge van gaswinning kan geleidelijk verlopen, maar dit hoeft niet. Terecht wordt door het NAM-rapport ook melding gemaakt van de mogelijkheid dat bodemdaling dan wel gelijkmatig verloopt dan wel met een lange vertraging pas na tien tot dertig jaar plotseling via een nazakking geschiedt. Alle modelberekeningen die ten grondslag liggen aan de conclusies gaan echter uit van een geleidelijke bodemdaling, waarop het systeem (middels de hydrodynamische processen) reageert door met één tot drie jaar vertraging de sedimentatie toe te laten nemen.
Ervaringen met plotselinge bodemdalingen (als gevolg van zandwinning en baggeren) in de Westerschelde laten zien dat er dan geen sprake is van een dergelijk compenserend en reparerend proces door het systeem. In de bodemdalingstudie is niet onderzocht hoe en in welke mate het wadden-ecosysteem in staat is om dergelijke plotselinge dalingen als gevolg van nazakking te compenseren. Dit is zorgwekkend, omdat een plotselinge bodemdaling als gevolg van nazakking kan leiden tot een snel verlopende keten van veranderingen in hydrodynamica en morfologie, met als uiterste consequentie het zogenaamde "uitruimen" van de Waddenzee en het onomkeerbare einde van het typische wadden-ecosysteem.
Ook andere scenario´s zijn denkbaar. Zo zou bijvoorbeeld de afnemende lengte van eilanden en toename van dynamiek in de zeegatsystemen in combinatie met de verhoogde stormactiviteit in de veel bredere zeegaten, kunnen leiden tot een drastische afname van de beschutting die de barrière-eilanden nu bieden. Dit zou zeer wel effecten kunnen hebben op de sedimentatiebalans op de platen en wantijen. De veel bredere zeegaten zouden een significante golfoploop kunnen veroorzaken op de platen en daarmee veel grotere, onbeheersbare erosie kunnen bewerkstelligen.
Een analyse van drempelwaarden waarop dit soort onomkeerbare processen optreden ontbreekt en wordt node gemist. Het lijkt van groot belang bovengenoemde belangrijke onzekerheden wel te beschouwen in relatie tot modellen en berekeningen, omdat een en ander consequenties heeft voor de betrouwbaarheid van de voorspellingen.
Onzekerheden
Ten slotte kan opgemerkt worden dat er in de bodemdalingstudie, naast de genoemde onzekerheden met betrekking tot de aannames en genegeerde processen, ook in de toepassing van modellen een mate van onbetrouwbaarheid zit. Hoewel de huidige generatie modellen weliswaar een steeds hogere voorspellende waarde en betrouwbaarheid krijgt, dienen de berekende resultaten zeker op grotere tijdschalen en als het gaat om de min of meer ongrijpbare processen van sedimenttoevoer en sedimentatie, kritisch beschouwd te worden.
Dit kan bijvoorbeeld geïllustreerd worden aan de hand van het modelmatig, door RWS voorspelde verloop van de effecten van de Eierlandse Dam op Texel, nabij het zeegat. Voorspelde veranderingen in erosie- en sedimentatiepatronen en effecten bleken zich reeds binnen één jaar in plaats van vijftig jaren te hebben voltrokken.
Conclusies met betrekking tot de Integrale Bodemdalingstudie Waddenzee (NAM, 1998b)
Vanuit de bevindingen zoals in de vorige paragraaf weergegeven wordt geconcludeerd dat een overtuigende onderbouwing van de juistheid van aannames niet aanwezig is. Met name het al dan niet optreden van de verhoogde sedimentatie is cruciaal met betrekking tot de effecten van bodemdaling. Verder is het niet in beschouwing nemen van de mogelijke gevolgen van een plotselinge nazakking, en mede als gevolg daarvan het mogelijk destabiliseren van het morfologische systeem, een belangrijke omissie in de bodemdalingstudie.
De Integrale Bodemdalingstudie kan gezien worden als een toren gestapeld uit verschillende blokken, waarbij aan elk blok een bepaalde onzekerheid hangt. Het onderste blok bestaat uit deels geheime gegevens over de ondergrond en schattingen van de aanwezige gasvoorraden. Deze gegevens (geologische input parameters) dienen als basis voor het volgende blok in de vorm van invoer voor de bodemdalingsmodellen. De uitkomsten van deze modellen zijn op hun beurt ook weer niet eenduidig en "hard", maar gaan gepaard met een bepaalde onzekerheid. De uitkomsten vormen de input voor morfologische modellen die voorspellingen doen over de sedimentbalans, hydraulische condities en morfologie van het waddengebied. De uitkomsten van deze modelberekeningen gaan eveneens vergezeld van een bepaalde onzekerheid. Deze uitkomsten worden vervolgens gebruikt om ecologische effecten (kwelders, bodemfauna, vogels, duinflora en fauna) modelmatig door te rekenen. Ook dit laatste blok kent een bepaalde onzekerheid.
Gezien de relatief geringe mate van betrouwbaarheid van modellen op grotere schalen van tijd en ruimte (een algemeen bekend feit dat ook door instituten als WL en RWS erkend wordt), de bovengenoemde "stapeling" van onzekerheden, en de optimistische aannames die ten grondslag liggen aan de studie kan de conclusie dat er nauwelijks schadelijke ecologische effecten in het PKB-gebied zullen optreden dus beslist niet met zekerheid getrokken worden. Over de effecten buiten het PKB-gebied, in de vorm van uitstraling van effecten naar het waddengebied als geheel, de Hollandse kust en de Noordzee, kan uiteraard op basis van de NAM-studie helemaal niets gezegd worden, terwijl deze effecten wel degelijk relevant zijn voor de Nederlandse samenleving.
Gezien bovenstaande kan gesteld worden dat op dit moment niemand met zekerheid kan zeggen wat de effecten van bodemdaling in het waddengebied zullen zijn. Als, zoals de NAM stelt, de optimistische aannames terecht blijken en de modellen betrouwbare voorspellingen hebben gedaan, zal de conclusie dat er in het PKB-gebied nauwelijks schadelijke effecten optreden waarschijnlijk gerechtvaardigd zijn. Als echter één of meerdere van de aannames niet terecht blijkt, en/of de modellen niet in voldoende mate de complexe werkelijkheid blijken te bevatten en doorrekenen, dan is de geruststellende conclusie niet gerechtvaardigd.
Wij gaan er in deze studie vanuit dat de eindconclusie van de Integrale Bodemdalingstudie geen zekerheid kent. Met andere woorden, de eindconclusie van de bodemdalingstudie kan met evenveel recht worden aangenomen als verworpen. Het optreden van aanzienlijke schadelijke effecten met uitstraling naar waddengebied en Noordzee kan niet worden uitgesloten.
De vraag die vervolgens aan de orde is luidt: welke aanzienlijke schadelijke effecten zouden kunnen optreden? Er zijn een aantal effecten en combinaties van effecten denkbaar. Een eerste effect hangt samen met de in de NAM-studie gesignaleerde mogelijke trend van het korter worden van de eilanden en dus het breder worden van de zeegaten (als gevolg van toenemende getijdenslag) in combinatie met een grotere dynamiek van de zeegatsystemen (als gevolg van verhoogde stormactiviteit door klimaatverandering) en de reeds gesignaleerde versteiling van het kustprofiel van de eilanden. De eerste twee elementen zullen leiden tot een sterk verhoogde erosie in de Waddenzee en erosie van strand en duin; steile kustprofielen leiden er toe dat er minder sediment beschikbaar is voor compensatie van de erosie.
Een ander mogelijk effect hangt samen met plotselinge nazakkingen die onvoorspelbare gevolgen kunnen hebben. Ervaringen met plotselinge veranderingen in de onderwaterbodem (zoals het ontstaan van verdieping) als gevolg van zandwinning en baggeren in de Westerschelde, laten zien dat er dan geen sprake is van een reparerend en compenserend proces van versnelde sedimentatie door het systeem. Plotselinge bodemdaling in de Waddenzee als gevolg van nazakking (die niet gecompenseerd wordt door sedimentatie) kan leiden tot een snel verlopende keten van veranderingen in hydrodynamica en morfologie.
Een derde mogelijk effect betreft een grotere initiële bodemdaling dan voorspeld door de NAM, met als mogelijke consequentie dat de daling niet of onvoldoende wordt gecompenseerd. Een vierde mogelijk effect is dat sedimentatie als gehele of gedeeltelijke compensatie van bodemdaling slechts beperkt blijkt tot de geulen en niet optreedt op de platen hetgeen ook weer kan leiden tot een snel verlopende keten tot veranderingen in hydrodynamica en morfologie.
Al deze en nog andere effecten kunnen als uiterste consequentie het "uitruimen" van de Waddenzee hebben. Uitruimen betekent dat het sediment in de Waddenzee geheel of gedeeltelijk weggespoeld wordt door de zeegaten. Juist de platen en de daarmee gepaard gaande geulen vormen het typische kenmerk van het wadden-ecosysteem.
Het gevolg van bovengenoemde effecten, die ieder apart maar ook in combinatie kunnen optreden, is dat platen op meer of minder grote schaal kunnen verdwijnen, en dat stranden, duinen, kwelders en buitendijkse gebieden zullen eroderen of onder water komen te staan. Bepaalde bebouwingen en de huidige polders op de eilanden zullen dan middels harde kustverdediging beschermd dienen te worden. Deze aanzienlijk effect zullen een negatieve impact hebben op onder meer bodemfauna, vogels, zeehonden, visserij, recreatieve scheepvaart en wadloopactiviteiten.
Het is niet waarschijnlijk dat, als gevolg van bovengenoemde effecten of combinatie van effecten, het hele waddengebied aangetast zal worden. Met name in het Westelijk waddengebied zal de invloed van bodemdaling als gevolg van gaswinning, en de kans op plotselinge nazakkingen, gering zijn. In het uiterst Oostelijk deel van de Waddenzee zullen de beschreven effecten wel kunnen optreden.
Het is echter niet duidelijk in hoeverre de effecten in het Oostelijk deel het gevolg zullen zijn van de winning van waddengas, of het gevolg van de winning van gas uit het Slochterenveld. De Integrale Bodemdalingstudie van de NAM beschouwt namelijk de mogelijke cumulatieve bodemdalingseffecten van bestaande gaswinningsactiviteiten (inclusief Slochteren) en op basis van aangetoonde reserves voorziene gaswinningsactiviteiten (NAM, 1998b). (In het rapport staat overigens niet duidelijk vermeld welke velden wel en welke niet onder deze definitie vallen.)
In deze studie gaan we daarom uit van de aanname dat de aanzienlijke effecten als gevolg van de winning van waddengas niet zullen optreden in het Westelijk deel van de Waddenzee (ten westen van de lijn tussen Harlingen en de westpunt van Terschelling) en eveneens niet zullen optreden, c.q. niet mogen worden toegeschreven aan het winnen van waddengas, in het Oostelijk deel van de Waddenzee (ten oosten van de lijn tussen Pieterburen en de oostpunt van Schiermonnikoog). Het gebied tussen beide lijnen, ongeveer één derde deel van de Nederlandse Waddenzee, beschouwen we als het gebied waar aanzienlijke effecten in de vorm van het verdwijnen van platen, geulen, kwelders, duinen en stranden kunnen optreden. In geval van verlies van een dergelijk groot gebied en de rol die het gebied speelt voor het genereren en onderhouden van ecologische functies (en daarmee samenhangende monetaire en intrinsieke waarden) ontstaat een dermate grote schade aan economische en emotionele waarden dat het van belang is een veel diepgaander onderzoek naar zekerheden en onzekerheden in de aannames en modelleringen te starten.
In het volgende hoofdstuk van dit rapport zal middels schattingen in beeld gebracht worden wat de kosten zullen zijn als er wèl aanzienlijke ecologische effecten zoals boven beschreven zullen optreden in het waddengebied (en dus niet alleen in het PKB-gebied).
De kosten van het winnen van waddengas
De NAM (1998b) heeft in beeld gebracht dat, indien er nauwelijks ecologische effecten zullen optreden, de kosten als gevolg van schade in het PKB-gebied zullen liggen in de orde van zestig miljoen gulden per jaar. Gezien de onzekerheid ten aanzien van de effecten van bodemdaling is het van groot belang om in de kosten/baten-analyse een bandbreedte van schade door van waddengaswinning (variërend van nauwelijks effecten tot aanzienlijke effecten) in beeld te brengen. Dat maakt het mogelijk om een zo realistisch mogelijk beeld van de spreiding in het saldo van gaswinning te geven, hetgeen de besluitvormers in staat stelt om zo goed mogelijk om te gaan met de onzekerheden, waaraan nu eenmaal geen ontsnappen is.
De schade, die kan optreden als gevolg van in hoofdstuk 4 beschreven mogelijke aanzienlijke effecten van de winning van waddengas, wordt als volgt gemonetariseerd. Onder de aanzienlijke effecten verstaan we: het verlies van platen en daarmee samenhangende ondiepe geulen in ongeveer één derde deel van de Nederlandse Waddenzee, grofweg gelegen tussen de lijn Harlingen - westpunt Terschelling en de lijn Pieterburen - oostpunt Schiermonnikoog. Allereerst wordt voor de in hoofdstuk 3 geselecteerde functies bekeken of er een aantasting als gevolg van de effecten zal optreden en hoe groot die ongeveer zal zijn. Vervolgens wordt een schatting gemaakt van de mate waarin de functie in grootte of hoeveelheid afneemt, en van de monetaire consequenties (waardevermindering ofwel kosten) van deze verandering.
Voor functies die sterk afhankelijk zijn van het bestaan van de platen, geulen, kwelders, stranden en duinen wordt de schade geschat als één derde van de in hoofdstuk 3 geschatte waarde. Het betreft hier de functies zuivering zeewater, refugium natuur, kraamkamer, recreatie & toerisme en productie. Voor de andere functies, die hier niet of minder van afhankelijk zijn, wordt voor alsnog uitgegaan van de schade als gevolg van effecten zoals die door de NAM beschreven zijn (NAM, 1998b), of op een andere wijze (de benadering wordt per schadepost vermeld). Door dit onderscheid is de schatting van de totale schade in feite vrij conservatief. De kosten als gevolg van schade door winning van waddengas worden geschat op ongeveer 2.4 miljard gulden per jaar.
CO2 opslag | p.m. |
---|---|
Dijkveiligheid | 6 |
Strategische zoetwatervoorraad | 103 |
Zeewater zuivering | 476 |
Waterhuishouding | p.m. |
Wateroverlast agrarisch/inboedel | 21 |
Verlies aan land | 62 |
Refugium natuur | 196 |
Kraamkamer | 771 |
Recreatie en toerisme | 567 |
Productie | 247 |
Totale kosten per jaar | 2449 |
Verantwoording
- Jeroen van Wetten
- José Joordens
- Mark van Dorp
- Liesbeth Bijvoet
AIDEnvironment
In samenwerking met:
- Prof. dr. Jeroen van den Bergh, Vrije Universiteit Amsterdam, Afdeling Ruimtelijke Economie
- Dr. Rudolf de Groot, Wageningen Universiteit, Leerstoelgroep Milieu Systeemanalyse
- Jan Willem van Gelder, Contrast Advies
In opdracht van
Stichting Greenpeace Nederland
Jan Bijlsma, Martijn Lodewijkx
020-422.33.44
e-mail: Desk Greenpeace via service.desk.gpn@ams.greenpeace.org