Aanvullende informatie op persbericht 18 januari (NAM)


Datum: 18 januari 2006

Bron: NAM

Over het concept van gebruiksruimte:

Er is veel bekend over het functioneren van het Waddensysteem en hoe dit systeem reageert op bodemdaling en zeespiegelstijging. Het eerste zeer complete overzicht wordt gevormd door de Integrale Bodemdalingsstudie Waddenzee (1998). Dit onderzoek liet een aantal vragen en onzekerheden onbehandeld. Het Rijksinstituut voor Kust en Zee (RIKZ) is vervolgens door de overheid verzocht een oordeel te geven over de nog resterende onzekerheden en deze zo mogelijk weg te nemen. Het onderzoek is uitgevoerd door het RIKZ in samenwerking met andere onafhankelijke onderzoeksinstituten. Het RIKZ-rapport, ‘Bodemdalingsstudie Waddenzee 2004; Vragen en onzekerheden opnieuw beschouwd' verscheen in juni 2004, kort na de publicatie van het eindrapport van de Adviesgroep Waddenzeebeleid, waarin de ‘hand aan de kraan’-benadering werd geïntroduceerd. De ‘hand aan de kraan’-benadering die de Adviesgroep Waddenzeebeleid heeft voorgesteld en die het kabinet nadien heeft omarmd, geeft aan dat er bij plannen voor gaswinning vooraf een ‘natuurgrens’ bepaald moet worden. Het RIKZ-rapport kan daarbij als basis fungeren. De bepaling van de natuurgrens verloopt via drie stappen, die hieronder worden toegelicht.

Stap 1: bepalen van het meegroeivermogen

In wetenschappelijk onderzoek is met verschillende methoden bepaald wat het ‘meegroeivermogen’ is van kombergingen: hoe snel kan sedimentatie ter compensatie van de zandhonger door bodemdaling en zeespiegelstijging verlopen? Bepalend daarvoor is hoe groot een kombergingsgebied is. De hoeveelheid sediment die geïmporteerd kan worden verschilt namelijk niet sterk per zeegat. In een grote komberging moet deze hoeveelheid echter over een groter oppervlak verdeeld worden. Grote kombergingsgebieden kunnen daardoor minder zeespiegelstijging per tijdseenheid aan dan kleinere. Men noemt dit het meegroeivermogen. Het maximale meegroeivermogen bepaalt de natuurgrens.

In de wetenschappelijke literatuur worden twee verschillende waarden voor de natuurgrens aangegeven. Beide waarden worden in het MER aangegeven. Uit voorzorg is uitgegaan van de meest conservatieve/veilige waarde. Dat is de waarde zoals onderzoekers van het RIKZ/Universiteit Utrecht deze bepaald hebben. Deze waarde is circa 50% van de waarde die uit de gebruikte waterbouwkundige modellen kan worden afgeleid.

De in het rapport toegepaste conservatieve waarden voor de natuurgrens zijn:

  • 6 mm/jaar voor het Pinkegat (kleine komberging);
  • 5 mm/jaar voor de Zoutkamperlaag (intermediaire komberging).

Stap 2: aftrek voor zeespiegelstijging en autonome bodemdaling

Elk kombergingssysteem heeft een deel van zijn meegroeivermogen nodig om gelijke tred te kunnen houden met de natuurlijke processen van zeespiegelstijging en autonome bodemdaling. Bij elkaar opgeteld zijn deze twee 2 mm/jaar, namelijk 1,8 mm/jaar voor zeespiegelstijging en 0,2 mm per jaar voor autonome bodemdaling. We noemen dit scenario-20 (20 cm per eeuw). Het is echter waarschijnlijk dat de zeespiegel in de toekomst sneller gaat stijgen.

Overeenkomstig de uitgangspunten die de overheid hanteert rond zeespiegelstijging, is in de milieueffectrapportage gewerkt met twee aanvullende scenario’s. Hierbij is ook versnelde zeespiegelstijging in beeld gebracht:

Scenario-60 – dat als meest waarschijnlijk scenario in veel overheidsplannen beschouwd wordt. Dit scenario gaat ervan uit dat het tempo van de zeespiegelstijging op dit moment nog niet versneld is ten opzichte van het langjarige gemiddelde van 1,8 mm/jaar, maar dat de versnelling op korte termijn meetbaar zal worden. Als startpunt voor deze versnelling is hier om praktische redenen gekozen voor de komende periode van 5 jaar. Voor de mate van versnelling is vervolgens gekeken naar een zeespiegel die in 100 jaar tijd 60 cm hoger wordt dan nu.

Scenario-85 is een veel conservatiever, maar ook een minder waarschijnlijk scenario. Het gaat ervan uit dat een versnelling van de zeespiegelstijging al in 1994 zou zijn begonnen (Scenario-60) en dat er rond 2011 een verdere versnelling intreedt, zodanig dat de zeespiegel in 100 jaar tijd 85 cm stijgt.

Stap 3: berekening van de gebruiksruimte voor bodemdaling door gaswinning

In onderstaande figuur is voor zowel het Pinkegat en de Zoutkamperlaag de natuurgrens aangegeven, met daaronder de stijgende lijnen van de twee zeespiegelstijgingsscenario’s. De ruimte tussen de bovenste zeespiegellijn en de onderste natuurgrens is de gebruiksruimte voor bodemdaling door gaswinning (gestippelde deel). De figuur heeft zowel voor het Pinkegat als de Zoutkamperlaag aan waar de benadering op neerkomt.