Verslag consultatieronde Terschelling


Verslag van de consultatiebijeenkomst op Terschelling d.d. 24 mei 2004

Aanwezig: 45 belangstellenden, voorzitter wethouder W. de Haan. Namens Unesco Laurens van der Zee, namens gemeente De Beemster Jaap Dik, namens het Ministerie van LNV Gerrit van Brakel, Mariça van de Weerd en Bernard Baerends.

In zijn introductie geeft de voorzitter een korte samenvatting van de punten die tijdens de vorige consultatierondes over een mogelijke nominatie van de Waddenzee tot Werelderfgoed naar boven zijn gekomen. In de aanloop naar de trilaterale regeringsconferentie van Esbjerg in 2001 zijn de bewoners ook geconsulteerd over dit thema.

Er was toen bezorgdheid om etiketten plakkerij en de gevolgen; wat mag dan niet meer en wat mag nog wel. De vorige keer was daar volgens de wethouder onvoldoende antwoord op gegeven. Het is daarom goed dat er dit keer een ervaringsdeskundige vanuit de gemeente De Beemster aanwezig is, alsmede een vertegenwoordiger van UNESCO. Als eerste wordt een korte video "De Waddenzee Werelderfgoed, wat vindt u?" vertoond, waarin verscheidene mensen uit het Waddengebied hun mening geven over een mogelijke voordracht van de Waddenzee als Werelderfgoed. Aan de hand van de opgeworpen vragen en herkenbare gevoelens zoals die op de video vertoond worden, vindt er een open discussie plaats, ingeleid door de voorzitter.

De vertegenwoordiger van UNESCO legt uit dat er geen nieuwe regels komen door een nominatie tot Werelderfgoed. Het gebied dient beschermd te zijn door bestaande regelgeving. Voor de Waddenzee is dat door de drie landen onderzocht en positief bevonden.

De activiteiten die nu mogen, mogen straks ook nog, alles wat nu niet mag, mag straks ook niet; dit alles staat los van de mogelijke werelderfgoednominatie.

Het gebied dat voorgedragen gaat worden betreft in principe de hele Waddenzee, van Nederland, Duitsland en Denemarken. Op de vraag of ook 2 landen zich kunnen aanmelden, wordt geantwoord dat in principe de aanmelding vanuit de 3 landen gedaan wordt. Denemarken wacht echter nog steeds af. Dit was een bijna vaststaande situatie na de vorige regeringsconferentie in Esbjerg in 2001, vandaar dat minister Veerman van LNV tijdens de 25 jarige viering van de trilaterale samenwerking in oktober 2003, aangaf dat hij wilde dat de zaak vlot getrokken zou worden, teneinde op de volgende trilaterale regeringsconferentie op Schiermonnikoog op 3 november 2005 een goed besluit te kunnen nemen. Voor en goed besluit is het nodig om te weten of er voldoende draagvlak onder bewoners is. Het ministerie van LNV heeft aangegeven dat zij daartoe eind van dit jaar aan alle gemeentebesturen van de eilanden en Waddenzeegemeenten de vraag zal voorleggen hoe zij het draagvlak voor een mogelijke voordracht van de Waddenzee als Werelderfgoed inschatten in hun gemeente.

Jaap Dik antwoordt op de vraag wat de positieve gevolgen zijn voor De Beemster nu dat werelderfgoed is, dat het dan gaat om gevoelens van trots, het goed gepast hebben op de erfenis en dat willen doorgeven, de wereldwijde belangstelling van de geïnteresseerde toerist en het economische effect.

Het zijn de unieke kenmerken van de Waddenzee die het gebied Werelderfgoed-waardig maken. Welke zijn dat dan? Dit zijn bijvoorbeeld de aaneengesloten rijen slikplaten die dienen als leefruimte voor diverse planten en dieren. Aan de hand van 4 criteria (aan minstens 1 moet zijn voldaan, zie de operational guidelines op de website van UNESCO) laat UNESCO beoordelen of een gebied als uniek betiteld kan worden.

Voor de Waddenzee is dat door de drie landen onderzocht en positief bevonden. Biedt nominatie bescherming? De vertegenwoordiger van UNESCO antwoordt hierop dat er geen sprake is van directe extra bescherming vanuit UNESCO, omdat de beschermingsmaatregelen al door het land zelf moeten zijn getroffen. Immers, pas met een voldoende beschermingsregiem kan er sprake zijn van behoud voor het nageslacht van het desbetreffende gebied. Wel zou je kunnen spreken van een indirecte bescherming door nominatie omdat het gebied dan wereldwijde bekendheid geniet.

Opgemerkt wordt dat door de mogelijke toename van toeristen als gevolg van Werelderfgoed-erkenning, er eigenlijk subsidie zou moeten komen voor bezoekerscentra. De Beemster geeft hierop aan dat zij met behulp van het bedrijfsleven een informatiecentrum hebben ingericht.

Kritische vragen worden gesteld richting LNV ten aanzien van slagvaardigheid van het beleid. Gedoeld wordt op de opmars van de Japanse oester en de scheepvaartbedreigingen. In antwoord hierop geeft Gerrit van Brakel van het ministerie van LNV aan dat deze zorgen worden gedeeld, samenwerkingsverbanden waar nodig worden uitgebouwd en verstevigd en dat getracht wordt dmv onderzoek een beeld te krijgen omtrent de verspreiding van de Japanse oester.

Jaap Dik wordt gevraagd wat de meerwaarde is van het UNESCO-etiket, want daarvoor is toch nog steeds angst, en hoe lang het proces heeft geduurd in De Beemster.

Alles mag blijven wat er al is, en dat wat niet mag, komt door het bestemmingsplan. Dat staat los van UNESCO! De Beemster is in 1995 op de voorlopige lijst geplaatst, en in 1999 definitief werelderfgoed geworden.

Ten aanzien de meerwaarde van het etiket, geeft de UNESCO-vertegenwoordiger aan dat het gaat om bescherming door ontwikkeling. Het is absoluut niet de bedoeling dat er musea worden gecreëerd, ook binnensteden staan op de Werelderfgoedlijst, waar nog steeds gebouwd en verbouwd wordt.

Blijft elk land voor zichzelf zorgen of moeten er algemene regels voor de drie landen komen, en als je er weer vanaf wilt, moet dat dan ook weer gezamenlijk?

Elk land blijft voor zichzelf zorgen, want de nationale wet- en regelgeving blijft van kracht. Hoe te handelen als 1 land eventueel weer van de lijst af wil, zou je kunnen vastleggen in het op te stellen nominatiedossier.

Na de pauze vraagt de voorzitter concreet of het feit dat deze status gratis is, twijfel doet opwerpen. Het blijkt dat dat wel zo gevoeld wordt.

Over de mogelijkheid van het verkrijgen van subsidies na toekenning van de status, leert De Beemster dat de provincie Noord-Holland een subsidie heeft toegekend t.b.v. een project voor op de scholen.

Vervolgens geeft Laurens van der Zee een korte introductie op UNESCO. Hij geeft aan dat het gaat om een instantie voor de vrede, en vanuit dat ideële gedachtegoed is ook de Werelderfgoed-conventie ontstaan, waarbij landen hun cultuur- en natuurmonumenten laten zien aan de rest van de wereld, in de gedachte dat dit het nationale belang ontstijgt.

Op de vraag in hoeverre de ministeries op 1 lijn zitten, wordt geantwoord dat de uiteindelijke officiële voordracht een kabinetsbesluit vereist, dus een éénduidige lijn van de ministeries vereist.

Enkele belangstellenden suggereren dat als je cultuur (cultuurgebruik op de eilanden) combineert met natuur, je dan wellicht meer draagvlak krijgt voor voordracht.

Op de vraag of cultuurgebruiken op de eilanden meer behouden kunnen blijven door UNESCO of dat eventueel afgeschafte cultuurgebruiken weer terug zouden kunnen keren, geeft Laurens als antwoord dat UNESCO-nominatie mogelijk stimulans zou kunnen zijn.

Tenslotte wordt nog stilgestaan bij de vraag hoe de draagvlakmeting gaat plaatsvinden. De voorzitter geeft aan dat hier ook vanuit Overleg Orgaan Waddeneilanden over nagedacht wordt, en dat dit zeker in de gemeenteraad besproken zal worden. Het ministerie van LNV geeft aan te willen ondersteunen in eventuele extra of bredere informatievoorziening, teneinde bij te kunnen dragen in een weloverwogen besluitname.

De voorzitter sluit de vergadering af en dankt alle aanwezigen voor de inbreng.