Verslag consultatieronde Ameland
Verslag van de consultatiebijeenkomst op Ameland d.d. 29 juni 2004
Aanwezig
ca. 40 belangstellenden, burgemeester P. Verhoeven (voorzitter), namens UNESCO Paula Harte en Dagmar Schemetz (staqaire), namens de gemeente De Beemster wethouder Joke Benningen, namens LNV Bernard Baerends, Gerrit van Brakel en Albert Ettema (verslag).
Na een welkomstwoord memoreert de voorzitter de aanleiding voor deze bijeenkomst waarbij hij de eerdere consultatieronde t.b.v. de regeringsconferentie in Esbjerg in 2001 in herinnering brengt. In Esbjerg is besloten dat er voor het al dan niet nomineren van de internationale Waddenzee nog nadere consultatie nodig was. In dat kader is deze avond georganiseerd. Het doel is de aanwezigen nader te informeren over de "ins-and- outs" van Werelderfgoed met alle gelegenheid voor het stellen van vragen. De voorzitter ziet graag dat ook eens de positieve kanten aan bod komen, bv in relatie tot toerisme. In dit verband betreurt hij dat 'het etiket Werelderfgoed' door sommige groepen reeds "gebruikt" wordt als tegenargument in actuele discussies, zoals over de gaswinning.
Over de verdere procedure zegt hij dat LNV de gemeenten eind dit jaar zal vragen of er voldoende draagvlak voor een nominatie aanwezig is. Het OOW beraadt zich nog over de wijze waarop de gemeenten dit bepalen (er zijn diverse varianten denkbaar, van een uitspraak van het OOW tot volksraadplegingen per eiland). Ook aan de vaste wal is een consultatietraject voorzien en zal de vraag over draagvlak gesteld worden. De voorzitter vermeldt verder dat in mei 2005 alle eilanden in de internationale Waddenzee voor hun jaarlijkse bijeenkomst bijeenkomen op Ameland. Een uitspraak over al dan niet Werelderfgoed zal een prominente plaats op de agenda hebben.
Nadat de voorzitter even kort een uitleg heeft gegeven over de kabinetsreactie op het eindrapport van de Cie Meijer nodigt de voorzitter de aanwezigen uit voor koffie en kondigt hijalvast mevrouw Benningen van de gemeente De Beemster aan die daarna een korte inleiding zal geven over het wel-en-wee van Werelderfgoed de Beemster.
De gemeente De Beemster nam na de voor haar totaal onverwachte nominatie in 1995 het voortouw in de discussie over wat hier mee te doen. Er zijn diverse informatiebijeenkomsten belegd samen met de Rijksdienst Monumentenzorg, verantwoordelijk voor de voordracht. Hierdoor is een breed draagvlak gegroeid onder de bevolking. Duidelijk is geworden dat een Werelderfgoed geen nieuwe regelgeving betekent en dat het geen museum wordt; er is volop ruimte voor ontwikkeling mits de unieke waarden in stand blijven. Als voorbeeld noemt mevrouw Benningen de aanleg van een golfbaan. Tegenstanders die met de Werelderfgoed-erkenning schermden werden terugverwezen naar de afwegingen in de eigen wet- en regelgeving. Er is een stichting Werelderfgoed Beemster opgericht voor het uitdragen van de Werelderfgoed-erkenning aan burgers en bezoekers. De stichting heeft o.a. een informatiecentrum gerealiseerd. De lokale economie benut de Werelderfgoed-erkennning voor promotie van streekprodukten (o. a de Beemster kaas), horeca en verblijfsrecreatie. De bevolking van de Beemster is trots geworden op de erkenning als Werelderfgoed in de wetenschap dat UNESCO niet het heft uit handen neemt; de Beemsters moeten het zelf (blijven) doen!
Nadat een aantal vragen beantwoord te hebben, wordt de video getiteld "Wad Werelderfgoed, wat vindt u?" vertoond. Hierin geven verscheidene mensen uit het gebied hun mening over het onderwerp. Geïnspireerd door de verschillende opstellingen en achterliggende herkenbare gevoelens komen daarna ook diverse vragen en opmerkingen los.
Een aantal vragen had betrekking op Werelderfgoed in het algemeen:
Wie nomineert eigenlijk?
Het doen van een nominatie is voorbehouden aan de lidstaten van het Werelderfgoedverdrag; in ons land is dat de Staat der Nederlanden.
Waarom wijst UNESCO niet gewoon zelf Werelderfgoederen aan?
UNESCO kan niet zelf aanwijzen; dat hebben de landen die het Verdrag hebben onderschreven zo bepaald. Ieder land wil zelf baas blijven over het doen van voordrachten.
Wanneer is iets Werelderfgoedwaardig?
Iets is Werelderfgoedwaardig als het op wereldschaal unieke universele cultuur- en/of natuurwaarden heeft (die nergens anders voorkomen).
Hoe wordt gegarandeerd dat er geen extra regels komen?
Het Werelderfgoedverdrag is geen wet of richtlijn zoals van Europa. Het Verdrag legt geen extra regelgeving op; het goed regelen van het behoud van de waarden is een zaak van een land zelf. Een land gaat dus ook zelf over het wijzigen- of aanvullen van regels en kan hierover afspraken maken met partijen, bv. in de vorm van een convenant. Garanties dat er "nooit meer een regel bij komt" zijn niet te geven: de maatschappij verandert voortdurend en daarmee de inhoud van wet- en regelgeving. Maar dit staat los van een eventuele werelderfgoed aanwijzing.
Kan UNESCO een erkennning als Werelderfgoed ook intrekken?
De UNESCO kan dat doen als de unieke waarden onherstelbaar aangetast zijn of worden. Maar daarvóór zit een intensief proces van politieke druk en het aanbieden van hulp om het tij te keren.
Kun je zelf ook weer van Werelderfgoed "af"?
Als het draagvlak voor erkenning als Werelderfgoed niet meer voldoende is, kan een land besluiten een verzoek bij UNESCO in te dienen om de erkenning in te trekken (dit is nog nooit vertoond overigens).
Andere vragen gingen over de Waddenzee als mogelijk Werelderfgoed:
Om welk gebied gaat het in Nederland?
In Nederland gaat het bij nominatie over het PKB-gebied; de zee met platen en slikken en de kwelders.
Wat zijn die unieke waarden in de Waddenzee?
De basis voor de beschrijving van de unieke waarden ligt in het internationale beheersplan voorde Waddenzee, het Waddenzee Plan. Hierin staan de ecologische doelen genoemd: welke natuur-, milieu- en landschapswaarden (bv. openheid) bereikt- en in stand gehouden moeten worden. In het nominatiedossier zal aan de hand hiervan beschreven moeten worden waarin de Waddenzee dan uniek in de wereld is.
Moeten alle 3 landen samen nomineren of kan 1 land het "voor zichzelf" ook?
In de internationale Waddenzeesamenwerking is tussen de landen de afspraak gemaakt om te streven naar een gezamenlijke nominatie (in theorie kan 1 land ook "zijn deel" nomineren; in het geval van de Waddenzee is dat overigens "niet sterk" omdat het dan maar een stuk van een groter geheel is).
Wat heeft Nederland in Esbjerg in 2001 gezegd over het draagvlak in Nederland?
In Esbjerg heeft Nederland aangegeven dat het draagvlak in eigen land voor nominatie kortweg gezegd 50/50 was: te weinig om ja te kunnen zeggen maar weer te veel voor een nee. Het beeld was ook heel divers: hier vóór, daar tégen en nog veel twijfel.
Wat was de reden dat Denemarken "niet wilde" in Esbjerg?
Vanwege een politieke voorgeschiedenis kon Denemarken in Esbjerg niet anders zeggen dat er op dat moment bij hen onvoldoende draagvlak was voor nominatie.
Kan gaswinning wel als de Waddenzee Werelderfgoed wordt/is?
Gaswinning - en andere activiteiten - "kunnen" als de unieke waarden in stand blijven. De eigen wet-en regelgeving vormen de kaders voor de afweging hiervan. In een nominatiedossier moeten overigens alle relevante bestaande -en voorziene activiteiten vermeld worden. Een onafhankelijke adviescommisie van de UNESCO geeft op basis hiervan ook haar oordeel of hiermee de genomineerde unieke waarden duurzaam in stand zullen blijven- en dus erkenning als Werelderfgoed verdienen.
Wat zijn de voordelen voor Ameland?
De voordelen voor Ameland liggen in de handen van de Amelanders zelf. Wat wil je er mee doen? In veel Werelderfgoederen wordt de erkenning benut in het versterken van de toeristische- maar ook in andere sectoren.
Hoe zorgt de regering dat de Waddenzee niet meer het afvoerputje van NW Europa is?
T.a.v. de vervuiling van de Waddenzee moet de regering maatregelen nemen krachtens de Europese Kaderrichtlijn Water (deze heeft juridische werking).
Waarom wil LNV ons bekeren voor het Werelderfgoed; wat is jullie belang?
LNV voert uit wat de regering en de Kamer willen: het informeren van de streek t.b.v. een goede meningsvorming en het peilen van het draagvlak voor het nemen van een weloverwogen beslissing omtrent nominatie. "Het is ons werk".
Bernard Baerends geeft aan dat na deze consultatieronde er een overzicht in foldervorm zal verschijnen met daarin de opmerkelijke zaken die uit de consultaties naar voren zijn gekomen. Hij wijst verder op het nu al beschikbare informatiemateriaal dat is klaargelegd om mee te nemen.
Tijdens de bijeenkomst worden ook een aantal opmerkingen door belangstellenden gemaakt. Duidelijk is de roep om behoud van zoveel mogelijk zelf kunnen regelen op gemeentelijk niveau. Ook duidelijk zijn de diverse opmerkingen over dat de Waddenzee arm aan natuur is geworden (hoe kan het zo nog Werelderfgoedwaardig zijn). Opvallende reacties zijn: Unesco moet het voor het zeggen krijgen (dan wordt ook een echt Werelderfgoed) en: erkenning als Werelderfgoed is als het krijgen van een lintje van de koningin.
T.a.v. een tweetal specifieke vragen - niet Werelderfgoed betreffend - zegt Gerrit van Brakel toe dat hij zal zorgen dat die alsnog z.s.m. beantwoord zullen worden. De ene vraag betreft het uitblijven van uitsluitsel over het mogen snelvaren vanuit de haven van Nes naar de Noordzee. Tijdens de consultatieronde voor Esbjerg is deze vraag al neergelegd bij RWS. De 2e vraag betreft antwoord op het verzoek de prijs van de visvergunning (voor wat?) omlaag te brengen. Deze vraag ligt bij de directie Visserijen (in een soortgelijke situatie in de Dollard is over de prijs gezegd dat deze gebaseerd is op de gegroeide situatie, aldus Gerrit van Brakel).
Ter afronding van de bijeenkomst vraagt de voorzitter of de bijeenkomst nut heeft gehad. Hierop klinken instemmende reacties. Vervolgens vraagt hij aan de belangstellenden of men met de huidige inzichten vóór of tegen een nominatie is. Een flink deel van de aanwezigen is vóór; een klein deel tegen en een nog kleiner deel heeft nog geen mening. Ook blijken verscheidene mensen hun mening te hebben herzien n.a.v. deze avond.
De voorzitter sluit de bijeenkomt daarna af en hij dankt iedereen voor de belangstelling en inbreng. Hij herhaalt nog eens dat de gemeente over het bepalen van het draagvlak weer terugkomt bij de bewoners. Daarna volgt een (voor sommigen zeer uitgebreide) informele nazit.