Artikel "Dalende draagkracht voor steltlopers in de Waddenzee"


Juni 2009 - De aantallen vogels in de Waddenzee worden bepaald door het voedselaanbod. Schelpdieren fungeren hierbij als belangrijkste voedselbron. Door de ecologische effecten van mechanische overbevissing op kokkels tussen 1996 en 2005 in dit beschermde natuurgebied te interpreteren als experiment, kon worden aangetoond dat een afname in de hoeveelheid schelpdieren ook heeft geleid tot dalende aantallen kanoetstrandlopers. Hun overlevingskans werd lager en daarom trokken de vogels weg of stierven. Dit concluderen onderzoekers van het NIOZ Koninklijk Nederlands Instituut voor Zeeonderzoek, de Rijksuniversiteit Groningen en SOVON Vogelonderzoek Nederland.  Het artikel verscheen in het vooraanstaande vaktijdschrift Journal of Animal Ecology, uitgegeven door de British Ecological Society.

De onderzoekers baseren hun bevindingen op (1) de resultaten van een jarenlang bodembemonsteringsprogramma op grond waarvan de omvang van geschikt foerageergebied voor kanoeten kan worden uitgerekend, (2) tellingen van kanoetstrandlopers wanneer ze in groepen samen komen tijdens hoogwater, en (3) de overleving van geringde kanoeten. Kanoeten (Calidris canutus islandica) zijn trekvogels die in de winterse Waddenzee afhankelijk zijn van in de modder verborgen schelpdieren waarvan de schelp na inslikken in hun grote spiermaag wordt gekraakt waardoor het zachte vlees beschikbaar komt als voedsel.

Tussen 1996 en 2005 nam het oppervlak wadplaten met voldoende schelpdieren af met 55 procent. Parallel aan de afname van geschikt foerageergebied namen de kanoeten-aantallen af met 42 procent. De aantallen kanoeten per hectare in nog wel geschikte foerageergebieden bleef echter constant met 10 kanoeten per hectare. Deze constante bezetting betekent dat kanoeten de capaciteit van de Waddenzee voortdurend ten volle benut hebben over het gehele tijdvak.

Bron: NIOZ, juni 2009