Verkeer en vervoer
Zowel verkeer en vervoer over water als door de lucht hebben effecten op het waddenmilieu. Het beleid is gericht op het inzetten van technische en juridische middelen om de scheepvaart en de luchtvaart zó te regelen, dat aan de kwaliteit van natuur en milieu geen afbreuk wordt gedaan. Het verkeer moet veilig en economisch kunnen plaatsvinden, zonder dat het tot verstoring en verontreiniging leidt. Het Ministerie van Verkeer en Waterstaat is de verantwoordelijk beheerder, die de scheepvaart in goede banen leidt door de juiste vaarwegen aan te wijzen en hulp te bieden bij de navigatie. Het Rijk zorgt voor de veerverbindingen naar de eilanden en voor het op diepte houden van het vaarwater. Het vliegverkeer van en naar de vliegvelden op Texel en Ameland is gebonden aan vliegroutes in corridors. Boven milieubeschermingsgebieden en gebieden waar zich veel vogels ophouden gelden minimale vlieghoogtes.
Scheepvaart
Door de geulen van de Waddenzee en het Eems-Dollard estuarium varen vrachtschepen, veerboten, vissersboten, andere bedrijfsvaartuigen en pleziervaartuigen. Het Ministerie van Verkeer en Waterstaat is verantwoordelijk voor een goed beheer van de vaarwegen en de scheepvaart. Schippers en kapiteins moeten kunnen rekenen op veilige en goede verbindingen met havens, eilanden en de zee. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen nautisch beheer en technisch beheer. Onder nautisch beheer wordt alles verstaan wat kan helpen bij de navigatie. Het technisch beheer gaat over het in stand houden en verbeteren van de verbindingen en vaarroutes. Natuur en milieu mogen van de scheepvaart geen nadelige effecten ondervinden. In de PKB-Waddenzee is vastgelegd dat de havens bereikbaar moeten blijven voor de huidige typen schepen. Dat betekent dat schepen die in 1993, gezien hun diepgang en afmetingen, onder normale omstandigheden de zeehavens konden aandoen, dat ook in de toekomst moeten kunnen. Een gevolg van deze beleidslijn is dat de trend naar steeds grotere en dieper stekende schepen hiermee voor de Waddenzee wordt afgestopt.
Bakens voor de scheepvaart
De vaarroutes in het Waddengebied worden aangegeven door tonnen en staken. De vaarwegen voor zeeschepen en veerboten hebben ook lichtboeien en lichtopstanden, zodat ook 's nachts gevaren kan worden. Het patroon van platen en geulen is in de Waddenzee voortdurend in verandering. Platen en geulen verplaatsen zich. Sommige geulen schuren dieper uit, andere verzanden. De belangrijkste veranderingen worden altijd onmiddellijk radiografisch doorgegeven aan de scheepvaart. Andere veranderingen verschijnen in de maandelijkse 'Berichten aan zeevarenden.' De zeekaarten voor de kust- en binnenwateren van de Dienst der Hydografie worden elk jaar bijgewerkt. Op deze kaarten is ook andere belangrijke informatie te vinden, bijvoorbeeld over gesloten gebieden, afgiftepunten voor scheepsafval enz.
Verkeerscentrales
De scheepvaart in het Waddengebied heeft haar eigen verkeerscentrales of havencoördinatiecentra. Ze zijn te vinden in Den Helder, op Terschelling, in Delfzijl, bij de Eemshaven en op de Knock in Duitsland. Met behulp van radar zorgen ze voor een veilig en geordend scheepvaartverkeer naar Den Helder, de aanloop van Harlingen en de Nederlandse en Duitse havens in de Eemsmonding. Vanuit de centrales krijgen de schepen via de scheepsradio informatie over het vaarwater, de situatie van het overige verkeer, het weer, de waterdiepte en eventueel andere bijzonderheden. De schepen worden echter niet overal continue begeleid.
Vuurtorens
De vuurtorens van Terschelling en Schiermonnikoog zijn altijd bemand. De vuurtorens van Texel en Ameland zijn in de winter alleen overdag bezet en 's zomers zolang het licht is. De vuurtorenwachters houden de zee rond de eilanden in de gaten. Dat is vooral van belang voor de recreatievaart en de beroepsvaart in de zeegaten tussen de eilanden en onder de kust. De torens hebben geen actieve taak in het regelen van het verkeer ten noorden van de eilanden. Ze zijn vooral belangrijk om bij ongevallen een reddingsoperatie op gang te brengen en te coördineren in samenwerking met het kustwachtcentrum.
Loodsplicht
Zeeschepen langer dan zestig meter of schepen met een gevaarlijke lading, moeten bij het bevaren van de Waddenzee in principe van de diensten van een loods gebruik maken. De loodsplicht geldt voor schepen die varen naar Den Helder, Den Oever, Kornwerderzand, Harlingen, Eemshaven en Delfzijl. Kapiteins die tenminste achttien keer per jaar dezelfde route heen en weer varen en die met goed gevolg een examen afleggen, kunnen vrijstelling van de loodsplicht vragen. Ook sommige categoriën schepen, waarvan de bemanning heeft bewezen ervaren en deskundig te zijn, kunnen een ontheffing krijgen. Maar bij het vervoeren van gevaarlijke ladingen of als de Rijkshavenmeester het nodig vindt, moet toch een loods aan boord worden genomen.
Rampen voorkomen
Sinds oktober 1995 is voor de Waddenzee het meldsysteem WATIS actief. Het kan op elk moment alle gewenste gegevens leveren over het aantal, de plaats, de aard en de omvang van gevaarlijke ladingen op de Waddenzee. Zeeschepen met gevaarlijke ladingen op de territoriale wateren en in de aanloopgebieden naar de havens zijn verplicht zich te melden. Grotere tankers met een gevaarlijke lading zijn vanaf begin juni 1997 verplicht de diepwaterroute tachtig km ten noorden van de Waddeneilanden te nemen, in plaats van een route dichter bij de kust. De kans dat bij een ongeval milieugevaarlijke stoffen de Waddenzee bereiken wordt daarmee verkleind.
Verstoring door scheepvaart
Op de Waddenzee geldt een snelheidslimiet van twintig km per uur. Alleen op de zeescheepvaart- en veerbootroutes naar de havens mag harder worden gevaren. Draagvleugelboten en luchtkussenvaartuigen zijn verboden. Om bij de oost-westverbindingen over de wantijen verstoring van dieren te voorkomen kunnen aan de scheepvaart beperkingen worden opgelegd. Zo is er al een paar jaar een beperkte doorvaart op de route "Blauwe Balg' tussen Terschelling en Ameland.
Parkeren van boorplatforms
De Waddenzee is in de eerste plaats een natuurgebied. Het parkeren van boorplatforms past daar niet bij. Het wordt alleen toegestaan als het vanwege de veiligheid niet anders kan. In de haven van Den Helder kunnen booreilanden en andere off-shore-installaties een onderhoudsbeurt krijgen. Maar het kan gebeuren dat er geruime tijd geen plaats is. In afwachting daarvan mogen maximaal twee platforms voor maximaal drie maanden per jaar worden geparkeerd in het zeegebied tussen Texel en Den Helder. Onderzocht wordt of er misschien parkeerplaatsen zijn buiten het PKB-gebied.
Onderhoud van vaarwegen
De natuurlijke geulen in de Waddenzee veranderen voortdurend van diepte en plaats. Dat kan voor de scheepvaart lastig zijn. Soms worden geulen zo ondiep, dat het niet meer verantwoord is om er nog langer door te varen. Dan moet er worden gebaggerd. Elk jaar voert Rijkswaterstaat dieptelodingen uit. De dienst heeft streefdieptes vastgesteld voor de hoofdverbindingen en de veerbootroutes. Maar ze garandeert deze dieptes niet. Het onderhoud aan de vaargeulen wordt zoveel mogelijk beperkt, want het staat haaks op het streven natuurlijke ontwikkeling te stimuleren. In de buitendelta, in routes over de wantijen en andere natuurlijke routes wordt daarom niet gebaggerd. Rijkswaterstaat grijpt alleen in wanneer de diepte van de vaargeul tussen de buitendelta en de Pollendam minder dan NAP -6,00 meter wordt, waardoor de haven van Harlingen slechter toegankelijk zou worden. Nieuwe routes naar de havens en de eilanden worden niet aangelegd, tenzij bestaande verbindingen dreigen te verdwijnen. Voor de veerverbindingen naar de Waddeneilanden heeft het rijk een onderhoudsplicht. Vooral het openhouden van de veerroute door het Schuitengat naar Terschelling kost veel inspanning. Het plan bestaat na het zomerseizoen van 1997 de vaarroute om te leggen naar de Slenk. Ook op de Eems is veel onderhoudswerk nodig. Het Emder Vaarwater, dat is de aanloop van de haven Emden, heeft van nature de neiging ondiep te worden.
Luchtvaart boven de Waddenzee
De luchtvaart in het waddengebied is te verdelen in vijf categoriën: de grote en de kleine luchtvaart, helikoptervluchten, vluchten met Ultra Light Vehicles en de militaire luchtvaart. Vogels en zeehonden maar ook mensen hebben last van het vliegverkeer boven de wadden. Vogels raken in de war van het silhouet van vliegtuigen en het geluid verstoort de rust. Daarom worden eisen gesteld aan de vlieghoogte en de vliegroutes. Het Ministerie van Verkeer en Waterstaat is verantwoordelijk voor het luchtvaartbeheer. Het beleid van de overheid is gericht op vermindering van de verstoring. Op de waddeneilanden worden geen nieuwe vliegvelden aangelegd. Reclamevluchten zijn op zondag verboden.
Regels voor vliegtuigen
Grote verkeersvliegtuigen moeten zich houden aan een minimumvlieghoogte van driehonderd meter boven het hoogste obstakel in de verre omgeving. In de praktijk vliegen ze veel hoger. Boven het oostelijk Waddengebied bevindt zich de route van en naar Scandinavië. De minimum-kruishoogte van deze route ligt op ongeveer zesduizend meter. Kleine vliegtuigen van minder dan zesduizend kg worden gebruikt door vliegclubs, voor zakelijk verkeer, reclamevluchten en trainingsvluchten van de KLM-luchtvaartschool in Eelde. Op Texel en Ameland zijn vliegvelden voor de kleine luchtvaart. Kleine vliegtuigen vliegen meestal op een hoogte van minimaal 150 meter boven het land of de zee. De piloten wordt gevraagd boven gebieden waar veel vogels zijn geconcentreerd, een minimale hoogte van driehonderd meter aan te houden. Dat is ook in hun eigen belang, want botsingen met vogels zijn gevaarlijk. Boven milieubeschermingsgebieden in de Waddenzee moeten kleine vliegtuigen 450 meter of hoger vliegen en binnen de corridors blijven van de vliegvelden van Ameland en Texel. Alleen bij onvoldoende zicht en laaghangende bewolking mogen ze in de corridors lager vliegen. Vanaf de vliegvelden De Kooy, Leeuwarden en Eelde stijgen helikopters op. Ze vliegen gewoonlijk hoger dan 450 meter. 's Winters, als zich ijs kan afzetten op de rotorbladen, mogen ze lager vliegen tot minimaal 150 meter. Helikopters worden gebruikt voor de bevoorrading van booreilanden op de Noordzee, voor opsporings- en reddingsoperaties en voor het vervoer van zieken en gewonden van de waddeneilanden naar het vasteland. Iedere maand worden met een politie-helikopter milieuinspectietochten boven de Waddenzee gemaakt. Ultra Light Vehicles (ULV) moeten op tenminste anderhalve kilometer afstand van de grenzen van stiltegebieden blijven. Dat betekent dat ze niet boven de Waddenzee mogen vliegen, behalve op een paar plaatsen waar geen stilteregels zijn. Ze mogen ook niet lager vliegen dan driehonderd meter en bovendien worden alleen vluchten voor wetenschappelijke en opsporingsdoelen toegestaan.