Mensen en de Waddenzee
De Waddenzee is een gebied waar mensen wonen, werken en recreëren. Dat heeft onvermijdelijk invloed op de omgeving. De overheid probeert die effecten op het milieu te beperken door menselijke activiteiten in goede banen te leiden. Het Beheersplan geeft daarvoor geen precieze regels, maar een algemene richting die door de lagere overheden worden ingevuld. Sommige activiteiten zijn alleen in een bepaald gebied en binnen een bepaalde tijd toegestaan. Soms wordt paal en perk gesteld aan de omvang van de activiteit. Voor alle activiteiten geldt dat alleen de Best Uitvoerbare Technieken mogen worden toegepast, zoals in de PKB-Waddenzee staat.
Vergunningen worden onder voorwaarden verleend en er wordt op toegezien dat ze worden nageleefd. Mensen zijn verplicht maatregelen te nemen om calamiteiten, vervuiling, verstoring en aantasting van het gebied te voorkomen. Door middel van voorlichting en educatie wordt geprobeerd mensen een houding bij te brengen, waardoor ze als vanzelfsprekend voorzichtig en respectvol met de Waddenzee omgaan.
Regels
Het waddengebied wordt al vele eeuwen door mensen bewoond. Mensen horen dus bij het waddengebied. Dat moet in de toekomst zo blijven. Maar mensen kunnen alleen prettig wonen, werken en recreëren als het waddengebied zoveel mogelijk intact blijft. Een schoon milieu en een gezonde natuur zijn de basis voor de verdere economische ontwikkeling van de wadden. Daarom moeten mensen zich aan een aantal regels houden. Er mogen geen stoffen in het water worden geloosd die het waterleven ziek kunnen maken. Vissers moeten ervoor zorgen dat er voldoende vis en schelpdieren overblijven als voedsel voor vogels. Mensen mogen geen lawaai maken dat dieren kan afschrikken. Door inpolderingen en het aanleggen van havens en industrieterreinen in de Waddenzee is het natuurlijke leefgebied van dieren en planten kleiner geworden. Op enkele uitzonderingen na zijn dat soort werken daarom voor de toekomst verboden. Vis- en baggerwerktuigen die de zeebodem omwoelen mogen alleen op aangewezen plaatsen worden gebruikt en dan alleen maar als de schade aan bodemplanten en -dieren niet onherstelbaar is. Ook de winning van gas en zand en het vervoer en de opslag van giftige stoffen zijn aan strenge regels onderworpen.
Eutrofiëring
De laatste twintig tot dertig jaar zijn er steeds meer voedingsstoffen in het zeewater terechtgekomen. De hoeveelheden zouten, nitraten en fosfaten zijn zo groot, dat je kunt zeggen dat de zee wordt overbemest. Deze toename van voedingsstoffen wordt eutrofiëring genoemd. Doordat er zoveel voedsel in het water zit, kunnen algen de hele zomer door groeien. Dat lijkt gunstig, omdat er daardoor ook meer voedsel is voor diertjes die van algen leven en voor de hele keten van zeedieren die daar weer van afhankelijk zijn. Zo eenvoudig is het echter niet. Doordat grote hoeveelheden afgestorven algenmateriaal naar de zeebodem zinken, worden de bodem en de onderlaag van het water afgesloten van toevoer van verse zuurstof. De afbraak van de algen kost veel zuurstof. Het zuurstofgehalte in de onderlaag daalt daardoor snel. Gebrek aan zuurstof leidt vervolgens tot massale sterfte van bodemdieren en vissen.
Kwaliteit van water en sediment
In het beheer van de Waddenzee is gezonde natuur het hoogste doel. Dit is alleen bereikbaar wanneer zorgvuldig wordt gewaakt over de kwaliteit van water en bodem. De overheid heeft zich tot doel gesteld binnen vijftien jaar voor de Waddenzee het probleem van de eutrofiëring, ofwel de overbemesting met voedingsstoffen, op te lossen. Voor de bestrijding van verontreinigende stoffen wordt een onderscheid gemaakt tussen natuurlijke stoffen, zoals resten van natuurlijke producten in huishoudelijk afvalwater en chemische of industriële stoffen. Natuurlijke stoffen mogen alleen in geringe concentraties voorkomen in water, bodem en planten en dieren. Lozingen van bedrijven mogen deze natuurlijke achtergrondconcentraties niet meetbaar verhogen. Door mensen geproduceerde verontreinigende stoffen mogen helemaal niet worden geloosd en moeten dus op den duur uit het water verdwijnen.
Normen voor waterkwaliteit
De overheid heeft voor een aantal verontreinigende stoffen landelijk normen opgesteld voor de maximale concentratie in water en waterbodem. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen streef-, grens-, toetsings- en interventiewaarden. Streef- en grenswaarden zijn afgeleid van wat we weten over de risico's die de stoffen meebrengen voor organismen in zoet water. Aangenomen wordt dat organismen in zout water dezelfde gevoeligheid voor verontreinigende stoffen hebben. De streefwaarden voor zoet water gelden daarom ook voor de Waddenzee en de Noordzee. Streefwaarden geven de gewenste eindsituatie aan. Ze zijn vergelijkbaar met natuurlijke achtergrondwaarden of het zogenaamde Verwaarloosbaar Risiconiveau. De overheid wil in 2010 de streefwaarden voor water en bodem bereiken. Dat betekent dat dan alleen nog natuurlijke effecten van stoffen optreden op planten en dieren. Grenswaarden geven aan welke water- en bodemkwaliteit binnen een bepaalde termijn in zoete wateren gerealiseerd moet zijn. De grenswaarde mag het Maximaal Toelaatbare Risiconiveau niet overschrijden. Ze gelden niet voor zoute wateren, maar wel voor de overgangszones van zoet naar zout water. Toetsingswaarden geven de normen waaraan baggerspecie moet voldoen om in zoet water te mogen worden verspreid. De kwaliteit van de waterbodem mag niet verslechteren. Voor baggerspecie in de Waddenzee is er een gehaltetoets. Interventiewaarden tenslotte hebben te maken met de kwaliteit van de waterbodem. Als die waarden worden overschreden is misschien sanering van de bodem nodig. Andere eisen die aan de waterkwaliteit worden gesteld zijn onder andere vervat in de norm schelpdierwater. Het hele Waddengebied, met uitzondering van het Eems-Dollard estuarium, valt onder de EG-richtlijn schelpdierwater. De Europese Commissie wil dat de lidstaten zes jaar nadat een gebied de functie schelpdierwater heeft gekregen, verslag uitbrengen over de kwaliteit van het water. De EG ontwikkelt op dit moment nieuwe richtlijnen voor de zout-waterkwaliteit.
Vergunning voor lozingen in de Waddenzee
De Wet verontreiniging oppervlaktewaterenen is duidelijk: voor het lozen van afvalstoffen op oppervlaktewater, of ze nou wel of niet vervuilend of schadelijk zijn, is een vergunning nodig. In de PKB-Waddenzee staat dat er geen nieuwe lozingspunten van ongezuiverd afvalwater mogen bijkomen. Een bedrijf dat een vergunning aanvraagt voor het lozen van een stof die op de zwarte lijst van verontreinigende stoffen staat, moet aantonen dat de verontreiniging van het oppervlaktewater actief wordt voorkomen. Voor verwerking van zwarte lijststoffen moet de best bestaande techniek worden toegepast en voor de overige stoffen de best uitvoerbare techniek. Bij de beoordeling van de eventueel onvermijdelijke restlozing kijkt de overheid naar het bedrijfproces en de emissiemaatregelen en toetst dan of de afgesproken gehaltes niet worden overschreden. Sinds de Wet milieubeheer van kracht is vindt steeds meer afstemming en coördinatie van vergunningprocedures plaats. Alle gegevens worden centraal door Rijkswaterstaat bijgehouden in een databestand.
Afspraken met het bedrijfsleven over lozingen
De overheid wil dat bedrijfsleven zelf meer verantwoordelijkheid neemt voor het milieu. Bedrijven moeten actiever proberen de lozingen van verontreinigende stoffen te beperken of, zo mogelijk, geheel te stoppen. Voor het Waddengebied heeft de overheid op nationaal niveau afspraken gemaakt met de chemische industrie, de basismetaal- en de zuivelindustrie. Die afspraken zijn vastgelegd in akkoorden (convenanten). Daarin staat welke milieudoelstellingen binnen welke termijn bereikt zullen worden. De afzonderlijke bedrijven maken elk een bedrijfsmilieuplan. Dat plan moet voldoen aan de milieudoelstellingen die de branche in het convenant heeft afgesproken. De goedgekeurde bedrijfsmilieuplannen vormen de basis voor eventuele vergunningverlening.
Koelwaterlozing
De Wet verontreiniging oppervlaktewateren eist dat bedrijven een vergunning hebben voor het lozen van koelwater. Daarbij telt vooral de temperatuur van het water. Want de waterkwaliteit gaat snel achteruit wanneer de temperatuur te hoog wordt. Daarom mag geloosd koelwater het oppervlaktewater niet te veel opwarmen. De temperatuur van het te lozen koelwater mag driekwart zijn van die van het ingenomen water plus 150, met een maximum van 300. Als het inlaatwater dus 160 is, mag het te lozen water 270 zijn.
Diffuse bronnen van vervuiling
Vervuiling van de Waddenzee kan verschillende bronnen hebben. Bij directe lozingen vanuit bedrijven of rioolpijpen is het duidelijk waar de vervuiling vandaan komt. Daar is sprake van puntbronnen. Die zijn tamelijk eenvoudig aan te pakken. Er zijn echter ook diffuse bronnen, dat wil zeggen: een veelheid aan verspreide en vaak kleine bronnen. De bestrijding daarvan is veel moeilijker. De overheid heeft dit tot speerpunt van haar beleid gemaakt. Vervuiling heeft in veel gevallen een oorsprong ergens buiten het Waddengebied. Via de Noordzee, de Eems en spuiwater komen stikstofverbindingen, fosfaatverbindingen en andere stoffen de Waddenzee binnen. Ook vanuit de lucht slaan verontreinigende stoffen in het Waddengebied neer. Diffuse bronnen van vervuiling komen ook voor binnen het Waddengebied. Er kunnen bijvoorbeeld verontreinigende stoffen vrijkomen bij het laden, lossen en schoonmaken van schepen, het uitlogen van bouw- en andere materialen, het aanbrengen van aangroeiwerende verf op schepen, olielekkage uit schepen, uitlaatgassen en lozingen van huishoudens en verkeer.
Aanpak diffuse bronnen
Om de diffuse bronnen van vervuiling te bestrijden is landelijk samenwerking nodig. Sinds enkele jaren is hiervoor een ambtelijk platform opgericht: het Gezamenlijk Initiatief Diffuse Stofstromen. Vanuit dat platform zijn voor verschillende gebieden in Nederland bestrijdingsprojecten opgezet. Naast overheden nemen daaraan waterleidingbedrijven, de landbouw en andere betrokkenen deel. Iets dergelijks wordt nu ook voor de Waddenprovincies uitgewerkt. Voor verbetering van de kwaliteit van het inkomend spuiwater is een Plan van Aanpak gemaakt met de Noord-Hollandse waterbeheerders. Rijkswaterstaat en andere overheden inventariseren momenteel de totale aanvoer van stoffen naar de Waddenzee vanuit diffuse bronnen. Op basis van de uitkomsten wordt bekeken hoe de verontreiniging kan verminderen. Voor vrijkomende stoffen vanaf dumpplaatsen van munitie uit de Tweede Wereldoorlog, scheepswrakken, kabels en leidingen, zijn al maatregelen vastgesteld. Onderzocht wordt of het bunkeren van olie op de Waddenzee verboden kan worden. Het moet dan worden beperkt tot de havens aan de Waddenzee en Eems.
Inzameling van scheepsafval
Acht havens in de Waddenzee hebben voorzieningen om afvalstoffen van schepen in te zamelen. De kapiteins zijn verplicht hiervan gebruik te maken. De havens zijn Oudeschild, Den Helder, Den Oever, Terschelling, Harlingen, Lauwersoog, Delfzijl en de Eemshaven. Het gaat om de inzameling van oliehoudende afvalstoffen en van klein chemisch afval. Alleen in de haven van Delfzijl kunnen resten van chemische ladingen worden afgegeven. De havenontvangstinstallaties voor oliehoudend afval worden geëxploiteerd door particuliere bedrijven die over een inzamelvergunning van de provincie beschikken. Voor oliehoudend afval van vissersschepen hebben inzamelaars en visserijorganisaties een convenant gesloten. Voor ander afval van vissersschepen is een sluitende regeling in de maak. In 1996 zijn in de jachthavens faciliteiten getroffen voor het afgeven van alle soorten afval door de recreatievaart. Met een voorlichtingscampagne stimuleert de overheid pleziervaarders daarvan gebruik te maken.
Olieverontreiniging
Olierampen op zee kunnen zich op elk moment voordoen. De overheid probeert de kans op zo'n ramp zo klein mogelijk te houden. Voor schepen met gevaarlijke lading geldt op de Waddenzee een toelatingsbeleid en een meldplicht. Mocht zich toch een calamiteit voordoen, dan is een rampenbestrijdingsorganisatie paraat. Regelmatig worden oefeningen gehouden. Met Duitsland is een verdrag gesloten voor oliebestrijding in het Eems-Dollard estuarium. Bij iedere olieverontreiniging is de vermoedelijke veroorzaker aansprakelijk voor de kosten van de opruiming. Kan de dader niet worden achterhaald, dan draait het Rijk op voor de opruimkosten als er meer dan 5 m3 olie op de stranden aanspoelt. Is de hoeveelheid olie minder, dan is de gemeente verantwoordelijk. Worden olievlekken op zee geconstateerd dan wordt alles in het werk gesteld om te voorkomen dat het op de standen, platen en kwelders aanspoelt. Als er toch iets misgaat en er komt een dunne olielaag op de kwelders terecht, dan wordt die niet verwijderd omdat het middel meer schade kan berokkenen dan de kwaal.
Luchtkwaliteit
De lucht boven ons deel van Europa bevat een enorme vracht aan verontreinigende stoffen die zijn uitgestoten door de industrie en door het scheepvaart, lucht- en wegvervoer. Deze stoffen slaan voortdurend neer, ook in de Waddenzee. In de afgelopen jaren is de neerslag van zure en vermestende stoffen afgenomen, maar enkele andere stoffen, zoals lindaan, geven nog steeds reden tot zorg. In de komende jaren wordt het probleem van de neerslag uit de atmosfeer in kaart gebracht. Met die informatie in de hand wordt gewerkt aan nieuwe maatregelen om de neerslag van verontreinigende stoffen nog verder terug te drinigen. Zo zullen voor vliegtuigmotoren die vanaf 1999 worden gemaakt de normen voor de uitstoot van stikstofoxyden (NOx) worden aangescherpt. Voor schepen zullen onder andere strengere eisen worden gesteld aan het zwavelgehalte in motorbrandstoffen.
Waterbodembeheer
Het water en de bodem van de Waddenzee wisselen voortdurend stoffen uit. Vanuit de Noordzee, de rivieren en via het spuien wordt slib aangevoerd, dat invloed heeft op de kwaliteit van water en bodem. De Wet bodembescherming bepaalt dat iedereen die in de Waddenzee werkt en verontreinigingen aan de bodem opmerkt of veroorzaakt, verplicht is dit te melden. Dat maakt het mogelijk om beschermende maatregelen te nemen. Voor het verspreiden van baggerspecie in de Waddenzee en het Eems-Dollard estuarium zijn meerdere vergunningen vereist. Eén vergunning is gebaseerd op de Natuurbeschermingswet. De Waddenzee is immers een Natuurmonument. Een andere vergunning houdt verband met de Wet verontreiniging oppervlaktewaterenen. Deze vergunning wordt verleend als de specie aan de gehaltetoets voldoet. Alleen baggerspecie afkomstig uit de Waddenzee zelf of uit de havens die daarmee in open verbinding staan, mag worden verspreid. Alle gegevens over de verspreiding worden geregistreerd.
Stilteregels
De Waddenzee is aangewezen als natuurbeschermingsgebied. Daarom gelden er ook regels voor het voorkomen of beperken van geluidshinder. Uitgegaan wordt van de natuurlijke achtergrondgeluiden, dus van de zee, vogels etc. Het niveau van dit geluid bedraagt 30 tot 45 dB(A). In enkele zones zijn de stilteregels niet van kracht. Dat zijn havens en industrieterreinen, locaties waar diepe delfstoffen worden gewonnen, de hoofdvaargeulen voor de scheepvaart, de veerbootroutes en de aangewezen gebieden voor militaire activiteiten. De Ministeries van VROM en Defensie doen onderzoek naar betere maatstaven voor het beoordelen van geluidshinder in de stiltegebieden.