Civiele werken
Onder 'civiele werken' wordt in het Beheersplan Waddenzee verstaan: - haven- en industriegebieden aanpassen en uitbreiden; - gebied inpolderen; - kabels en buisleidingen leggen en onderhouden; - ontgronden (zand- en schelpenwinning); - haven- en vaargeulonderhoud (onder andere: baggeren en verspreiden of storten van specie).
De natuur mag geen schade ondervinden van deze werkzaamheden. Verstoring van de rust, of verontreiniging van het milieu, moeten zoveel mogelijk worden voorkomen. Daarom moeten voor het uitvoeren van civiele werken vergunningen worden verleend.
Inpolderen mag niet
De Waddenzee moet zijn natuurlijke vorm en landschap behouden. Daarom geeft de overheid geen toestemming voor het inpolderen van stukjes Waddenzee. Eventueel is het mogelijk om kleine zeewaartse aanpassingen uit te voeren in de buurt van bijvoorbeeld waterkeringen, havendammen en veerdammen. Dat wordt van geval tot geval beoordeeld op basis van de Planologische Kernbeslissing (PKB) Waddenzee.
Kabels en buisleidingen in de Waddenzee
Kabels en buisleidingen beïnvloeden de natuurlijke processen in het Waddengebied. Daarom zijn vergunningen nodig voor het leggen, onderhouden, opruimen of ongebruikt laten liggen van kabels en buizen. Bij het afgeven van vergunningen gelden de volgende uitgangspunten: - de aanleg van nieuwe kabels en leidingen moet tot een minimum beperkt blijven; - voor buizen die gas en olie naar het (Nederlandse) vasteland brengen, worden geen nieuwe vergunningen gegeven (tenzij er een internationale noodzaak is). Daarnaast gelden bij het verlenen van vergunningen de volgende voorwaarden: - zoveel mogelijk aansluiten bij kabels en buizen die er al liggen (bundelen); - kabels en buizen mogen niet of nauwelijks zichtbaar zijn (daar zijn nadere richtlijnen voor, gebaseerd op de aard en de dikte van de kabels en buizen); - er mogen geen schadelijke stoffen vrij kunnen komen; - het gebruik van materialen die het milieu belasten is niet toegestaan; - kabels en buizen mogen andere gebruikers van de Waddenzee (bijvoorbeeld vissers) niet hinderen; - hoogspanningskabels kunnen de besturingsapparatuur van schepen in de war brengen en zijn daarom verboden. Inspectie-, reparatie-, en onderhoudswerkzaamheden kunnen de natuur onnodig belasten. Daarom mogen deze werkzaamheden alleen onder voorwaarden worden uitgevoerd. In het voorjaar, voordat de vogels broeden en de zeehonden hun jongen zogen, kunnen kabels en buizen worden gecontroleerd. Als blijkt dat onderhoud of reparatie nodig is, kan dat in de zomer direct na het broed- en zoogseizoen gebeuren. Extra controles kunnen in de herfst worden uitgevoerd. Als kabels en leidingen niet meer worden gebruikt, moeten ze in principe worden opgeruimd. In sommige gevallen kan opruimen juist meer schade aan de natuur toebrengen dan laten liggen. In dat geval kan worden besloten dat ze blijven liggen. Uiteraard wordt dan eerst gekeken of ze geen gevaar of hinder voor mens en dier veroorzaken. Meestal neemt Rijkswaterstaat tegen vergoeding de verantwoordelijkheid voor de ongebruikte materialen op zich.
Ontgronden
'Ontgronden' komt in de Waddenzee neer op het winnen van zand en schelpen. Dit is niet verboden, maar het kan ook niet worden uitgebreid, want het gaat ten koste van de natuurlijke vorm van het Waddengebied. De combinatie van zandwinning en vaargeulonderhoud biedt voordelen. Vaargeulen hebben de neiging dicht te slibben. Wanneer een vaarwater onbevaarbaar dreigt te worden moeten het worden uitgediept. Het zand dat dan naar boven komt, kan als gewonnen zand worden afgevoerd en gebruikt
Zandwinning in de Waddenzee wordt afgebouwd
Tot 1999 is zandwinning in de Waddenzee nog toegestaan, op basis van lopende vergunningen. Sinds 1 januari 1996 zijn er geen nieuwe vergunningen meer afgegeven. Het is de bedoeling dat er in het jaar 2000 helemaal geen zand meer wordt gewonnen, behalve voor waterstaatkundig onderhoud. Zandwinning heeft namelijk geen goede invloed op de natuurlijke vorm van de Waddenzee. Ook de natuurlijke gang van zaken op de zeebodem wordt er door verstoord. Onderzoek heeft uitgewezen dat er voldoende goede alternatieven zijn voor zandwinning in de Waddenzee. Een belangrijk alternatief voor de lange termijn is bijvoorbeeld het zand dat vrijkomt bij waterstaatkundig onderhoud. Dit zand kan ter beschikking van de handel worden gesteld. In 1997 loopt een onderzoek naar de haalbaarheid van dit plan. Een ander alternatief is zandwinning in de Noordzee. Dat zal vanaf 2000 waarschijnlijk makkelijker worden gemaakt via een onderwater-zandoverslag, in de buurt van Den Helder. In de tussentijd kan zand gewonnen worden in het IJsselmeer, het Amstelmeer, en voor zover er nog vergunningen voor zijn: in de Waddenzee. Voor zover zandwinnen de komende jaren in de Waddenzee nog is toegestaan, gelden er allerlei voorschriften. De werkzaamheden mogen niet in de nabijheid van mosselbanken, vogelkolonies, of zooggebieden van zeehonden worden uitgevoerd. Ook de kabels en buizen die door het gebied lopen, moeten worden ontzien. Verder geeft men de voorkeur aan plekken waar snel weer nieuwe aanzanding wordt verwacht. Tenslotte mag het zand niet dieper dan 10 tot 15 meter beneden NAP worden uitgegraven
Schelpenwinning
Schelpen mogen niet zomaar uit de Waddenzee worden weggehaald. Ze mogen alleen in bepaalde gebieden en in een beperkte hoeveelheid worden gewonnen. Bedrijven mogen nooit méér weghalen dan de natuurlijke jaarproductie van schelpen. Ze moeten tijdens de winning de bodemfauna zoveel mogelijk sparen. Voor de vergunningverlening voor schelpenwinning wordt onderscheid gemaakt tussen het PKB-gebied (het deel van de Waddenzee dat onder bescherming staat) en de Waddenzee als totaal systeem. Bij dat grotere systeem horen ook de zeegaten en de kustzone tot drie mijl zeewaarts van de Waddeneilanden. In het PKB-gebied mogen bedrijven met vergunning jaarlijks maximaal 140.000 kubieke meter schelpen winnen. In het totale gebied ligt het maximum op 200.000 kubieke meter. Dit getal is gebaseerd op een schatting van de natuurlijke aanwas van schelpen in het hele gebied. Er wordt momenteel onderzoek gedaan om die de omvang van de aanwas met meer zekerheid te kunnen vaststellen. Bedrijven met een vergunning voor schelpenwinning moeten zich aan de volgende regels houden: - minimaal 500 meter afstand houden van waterkeringen, kwelders kunstwerken, kabel- en buisleidingen (in de buurt van mosselpercelen gelden nog strengere eisen); - minimaal 500 meter afstand bewaren tot vogelkolonies; - minimaal 1500 meter uit de buurt blijven van rust- en zooggebieden van zeehonden; - alleen winnen in gebieden dieper dan 5 m beneden NAP; - niet winnen dieper dan de maximale ontgrondingsdiepte van 10 tot 15 meter beneden NAP; - niet winnen tussen 15 mei en 1 september in gebieden die beschermd worden op basis van de Natuurbeschermingswet (Nb-wet).
Baggeren volgens de regels
In vaargeulen en havens slaat zand en slib op de bodem neer. Het water wordt daardoor op den duur te ondiep. Daarom moet er regelmatig worden gebaggerd. Baggerwerk is aan regels gebonden, want onbeperkt baggeren kan ten koste gaan van de natuur in de Waddenzee. De volgende richtlijnen zijn van kracht: - het zand en slib dat wordt uitgebaggerd en verspreid (in de Waddenzee) mag niet teveel schadelijke stoffen bevatten; - baggerspecie uit de Waddenzee en uit de havens die met de Waddenzee in open verbinding staan, moet zoveel mogelijk in de Waddenzee zelf worden verspreid; - negatieve effecten op het ecosysteem door het storten van baggerspecie moeten beperkt blijven (door geschikte baggerstortplaatsen aan te wijzen en baggerperiodes vast te stellen); - voor baggeren is altijd een Wvo-vergunning nodig (op basis van de Wet verontreiniging oppervlaktewateren); soms is ook een Nb-wet-vergunning nodig (op basis van de Natuurbeschermingswet), of een aanlegvergunning op basis van het gemeentelijk bestemmingsplan.
Het baggeren van specie
Er bestaat een onderscheid tussen nautisch baggerwerk en saneringsbaggerwerk. Nautisch baggerwerk omvat het op diepte houden van vaargeulen en havens ten behoeve van de scheepvaart. Saneringsbaggerwerk wordt gedaan als de kwaliteit van de waterbodem slecht is. Het verontreinigde slib op de bodem kan dan een gevaar vormen voor de volksgezondheid en het omringende milieu. Daarom moet het worden weggehaald. Saneringsbaggerwerk vindt plaats onder leiding van Rijkswaterstaat. En voor het totale baggerbeheer is het ministerie van Verkeer en Waterstaat verantwoordelijk. Het uitbaggeren van havens is een taak van havenbeheerders die namens de rijksoverheid, de gemeente of een private onderneming kunnen optreden. De vaargeulen die vanuit zee naar de havens lopen, worden meestal door de rijksoverheid op diepte gehouden. Ten behoeve van de scheepvaart wordt jaarlijks zo'n 6 miljoen kubieke meter specie gebaggerd uit de Waddenzee. En daarbij is het vaargeulonderhoud in het Eems-Dollardgebied nog niet eens meegerekend.
Het verspreiden en storten van baggerspecie
Met baggerspecie kunnen drie dingen worden gedaan: - terugbrengen in het systeem, dat wil zeggen: verspreiden in het water; - storten in een depot op het land; - verwerken en voor andere doeleinden geschikt maken. Terugbrengen in de Waddenzee mag alleen als vaststaat dat de specie niet verontreinigd is. Is de kwaliteit in orde, dan gelden voor het verspreiden in de Waddenzee de volgende richtlijnen: - verspreiden mag alleen in geulen waar tijstromen de specie kunnen meevoeren; - niet verspreiden binnen 1000 meter afstand van gebieden met rijke bodemflora en -fauna (daarbij horen ook mosselpercelen); - afhankelijk van de locatie alleen verspreiden tijdens eb, of juist tijdens vloed; - de scheepvaart mag niet worden gehinderd; - geen overlast of hinder bezorgen aan andere gebruikers van het water; - verspreiden op de daartoe aangewezen plekken. Baggeraars zijn verplicht een vrachtregistratie bij te houden. Daarin moeten ze gegevens opnemen over de herkomst van de specie en de plaats waar ze de specie naartoe brengen. Verontreinigd slib moet aan land worden gebracht. Daar wordt het verwerkt of in een depot gestort. Maar momenteel zijn er nog te weinig depots. De havens van Delfzijl en Den Helder hebben weliswaar kleine depots in gebruik, maar die hebben onvoldoende capaciteit. De rijksoverheid wil graag een aantal grote depots plaatsen. Daarom doet het rijk, in samenwerking met de waddenprovincies, onderzoek naar mogelijke bergingslocaties op het land. In de periode tot 2001 wordt ook onderzocht hoe effectief er gewerkt kan worden met de huidige verspreidingsplaatsen op zee. Daarbij wordt gekeken naar de kosten, de milieubelasting en de effecten op andere activiteiten in zee.