Persbericht Raad voor de Wadden: Status ‘werelderfgoed’ alleen maar winst voor Wadden


Bron RAAD VOOR DE WADDEN

Datum: 4 april 2004

De trilaterale ministersconferentie op Schiermonnikoog komend najaar, overweegt de Waddenzee te nomineren als werelderfgoed.

De Raad voor de Wadden is erg te spreken over dat initiatief en vindt dat – bij voorkeur - het gehele trilaterale gebied, dus ook het deel van Denemarken en Duitsland, deel van die nominatie moet zijn. De Raad voor de Wadden ziet geen belemmeringen die de nominatie kunnen tegenhouden, omdat de status niet meer en niet minder is dan een erkenning van de Waddenzee als uniek en onvervangbaar natuurgebied. Wel is een forse investering op het gebied van voorlichting en educatie door het Rijk vereist.

Geen zorg over beperkingen

In het advies ‘Trilateraal voor de toekomst, naar een versterkte trilaterale samenwerking’, neemt de Raad voor de Wadden de vrijheid om ongevraagd het onderwerp van de werelderfgoednominatie aan te snijden. Anders dan sommige criticasters uit het gebied is de Raad van mening dat de aanwijzing geen beperkende of aangescherpte regelgeving met zich mee zal brengen. De Raad ziet eigenlijk enkel voordeel, omdat de titel sterke marketingmogelijkheden biedt om – vooral buitenlandse - toeristen aan te trekken. De Raad signaleert wel de ongerustheid in het gebied en vindt dat de Minister van LNV dat goed oppakt door een convenant voor te bereiden. Naast de overheden moeten volgens de Raad ook belangenorganisaties in het gebied dat convenant tekenen. In de aanloop naar de conferentie zal de rijksoverheid nog wel extra moeten inzetten op het verwerven van draagvlak, zodat angst en argwaan mogelijk kunnen keren naar een positief oordeel.

Voorzieningenniveau moet beter

In en rondom het Waddengebied is een goede infrastructuur nodig voor voorlichting en educatie over het werelderfgoed de Waddenzee. Het huidige niveau is ontoereikend. De bezoekerscentra op de eilanden en langs de kust hebben een impuls nodig. De Raad ziet het als een meerwaarde dat het Rijk die investering doet. Naast de eenmalige investering zal het Rijk ook verantwoordelijkheid moeten nemen in het beschikbaar hebben van middelen om dat niveau te onderhouden.