Unieke mezen op Vlieland
Charles Darwin ontdekte tijdens zijn studiereis op de Beagle op de Galapagos Eilanden dat vinken per eiland verschilden. Zijn observaties leidden uiteindelijk mede tot het inzicht waaruit later de evolutietheorie is ontstaan.
Misschien nog wel opmerkelijker zijn de inzichten die wetenschappers van het Nederlands Instituut voor Ecologie (NIOO-KNAW) hebben gekregen bij het bestuderen van de mezen op Vlieland. Zestig jaar geleden woonden er tien paartjes van de koolmees. Inmiddels zijn het 250 paartjes, aangevuld met zo’n 60 paartjes pimpelmezen. Ook op Vlieland gaat het om een geisoleerde populatie en het onderzoek heeft enkele opmerkelijke gegevens opgeleverd.
Zo zijn in de loop der jaren twee subpopulaties ontstaan, waarbij opmerkelijk is dat de populatie op oostelijk Vlieland geen buitenstaanders toelaat, terwijl immigranten wel welkom zijn in de westelijke populatie. DNA-onderzoek toonde aan dat de koolmezen van westelijk Vlieland genetisch meer overeenkomen met die van de Hoge Veluwe, dan met hun buren op oostelijk Vlieland.
Ook wordt onderzoek gedaan naar de inspanningen die de vogels moeten verrichten om voldoende voedsel te vergaren. De mezen eten rupsen, maar het meeste voedsel moet worden aangevoerd om de conditie van een broedende koolmees op peil te houden. Maar de natuur laat zich niet sturen en dat betekent dat een koolmees al 30 tot 35 dagen tevoren de rupsenpiek dient te voorspellen. Er gaan immers drie dagen voorbeiding aan vooraf, gevolgd door acht dagen eileg, veertien dagen broeden en tien dagen tot aan de maximale voedselbehoefte van de uitgekomen jongen.
Is het te vroeg warm dan ontstaat er een versnelde groei van de rupsen, terwijl het met kou juist weer te langzaam zal gaan. Dit jaar zorgde de uitgestelde komst van de lente voor voedselgebrek onder de mezen.