Van vreemdeling tot geliefde badgast

Gepubliceerd op 11 september 2009Cultuurhistorie, Recreatie, Sociaal-economischAangemaakt door Leeuwarder Courant

WEST-TERSCHELLING - Badgasten op Terschelling heetten voor de Tweede Wereldoorlog vreemdelingen, en hier zaten de eilanders niet echt op te wachten. Met vissen, landbouw en jutten was immers het leven lange tijd prima. Nu leeft elke Terschellinger van die vreemdeling.

Echt te springen om toeristen zitten de Terschellingers niet aan het begin van de vorige eeuw. Pogingen om de toerist naar het eiland te krijgen, komen moeizaam van de grond. Tegelijk moet de bevolking constateren dat de traditionele beroepen tanende zijn. De inkomsten uit de visserij dalen enorm. Veel boerenzonen weigeren voor een hongerloontje keihard te werken en kiezen andere beroepen. Door de opkomst van stoomschepen vergaan er minder schepen, waardoor een andere belangrijke inkomstenbron wegvalt: het jutten. Een en ander valt te lezen in het boek 'Een eeuw badgasten', een beeld van honderd jaar toerisme op Terschelling van de hand van vijf auteurs. Het verscheen deze week ter ere van het honderdjarige bestaan van de Vereniging Voor Vreemdelingenverkeer (VVV) op het eiland.

Voor de Tweede Wereldoorlog moet de echte stroom nog op gang komen. Op het eiland zijn in 1928 welgeteld 352 logiesplekken - ter vergelijking: in 1995 zijn het er 18.919. Dagtoerisme wordt mogelijk als Doeksen vanaf de jaren twintig twee keer per dag op Harlingen vaart. De Terschellingers ervaren het als een geruststelling dat de verbinding met Harlingen in handen is van eigen Terschellingers. Na de oorlog verandert alles. Tienduizenden toeristen overspoelen het eiland. Maar het Economisch Technologisch Instituut voor Friesland waarschuwt: de stroom toeristen zal opdrogen. Men kan immers steeds gemakkelijker naar het buitenland. Bovendien heerst op Terschelling de kippenhokcultuur. Kleine, sobere onderkomens zouden juist passen bij de eenvoudige sfeer op het eiland, menen de eilanders.

Volgens het instituut verlangt de moderne toerist meer comfort en vindt hij dit vooral in het buitenland.Het zelfde instituut oppert overigens ook de Boschplaat maar in te polderen voor landbouw, vanwege de teruggang in het toerisme. Dit plan weten natuurorganisaties te keren.Toch stijgt het aantal toeristen. Dit betekent meer druk op de natuur. Ongebreidelde groei van zomerhuizen en kampeerterreinen wordt geremd, want dan zou het eiland de kip met de gouden eieren slachten. Het is immers de rust en ruimte die de inmiddels gewilde toerist naar het eiland lokt.

De natuur lijdt eronder, blijkt in 1977. De duinen gaan stuiven doordat het plantendek vertrapt is, en dus plaatst Staatsbosbeheer prikkeldraad. Vogels nemen de wijk. Ook het waddeneiland ontkomt niet aan luchtvervuiling. Deze zorgt voor steeds meer welig tierende stekelige plantensoorten in de duinen. Hierdoor blijft de gast wel beter op het goede pad. Het prikkeldraad verdwijnt. Inmiddels viert het ecotoerisme hoogtij, en respecteren de meeste bezoekers het afsluiten van natuurgebieden. En wie dacht dat Terschelling pas in het begin van deze eeuw het imago van zuipeiland toebedeeld kreeg, heeft het mis. De beruchte overlast van jongeren was in het begin van de jaren zestig al een veel besproken thema op speciale waddenconferenties.

'Een eeuw badgasten', Hendrik Hoekstra, Edwin Zijlstra, Freek Zwart, Els Smit-Zwanenburg en Jan Pieter Kok.