De econoom wil meer recreatie

Gepubliceerd op 30 mei 2009Onderzoek en Monitoring, Recreatie, Sociaal-economischAangemaakt door Leeuwarder Courant

Hij kent zorgen over de problemen van het kustgebied, maar ziet ook kansen. Jouke van Dijk, hoogleraar aan de Rijksuniversiteit Groningen, zit als econoom in het bestuur van de Waddenacademie.

De problemen van het platteland zijn bekend: de voorzieningen in de dorpen verdwijnen, de bevolking holt achteruit en huizen komen leeg te staan.
Voorspellen hoe dat in de toekomst verder zal gaan, is lastig, stelt Van Dijk. Hij noemt het voorbeeld van de jaren vijftig van de vorige eeuw. 'Notabelen' in Groningen verwachtten toen enorme bedreigingen voor het noorden van hun provincie. De landbouw zou verdwijnen, gevolgd door de bevolking. Vijftig jaar later is duidelijk dat deze angst ongegrond was. 'De situatie is nu wel anders', stelt de econoom van Friese afkomst. De bevolking krimpt, het voorzieningenniveau gaat achteruit en de wereldwijde financiele crisis doet zich ook langs de waddenkust gelden. Wat hier bovendien speelt, is de rol van grote kernen als Leeuwarden en Groningen.

Er wordt heel wat afgependeld. Gaat het in de provinciehoofdsteden slecht, dan raakt dit ook de kustgemeenten. Die afhankelijkheid, daar moet eens nader naar worden gekeken, vindt de onderzoeker. Aan de andere kant neemt Van Dijk tendensen waar die een positieve uitwerking kunnen hebben. De verschuiving naar de kenniseconomie, bijvoorbeeld. 'Lang niet iedereen met een baan hoeft dagelijks op het werk te komen. Soms zijn enkele dagen per week voldoende. Dan maakt de afstand naar de woonplaats veel minder uit. Van zulke mensen zoekt een deel bewust de rust en de ruimte van het platteland.' Daar missen ze dan misschien wel de voorzieningen, maar vaak gaat het om tweeverdieners met twee auto's die toch al elders hun boodschappen doen. Voor hun kinderen kijken ze bij de schoolkeuze ook niet alleen meer naar de afstand, zo karakteriseert de econoom deze categorie.

De oudere mensen, die veel meer op voorzieningen dichtbij zijn aangewezen, zullen er meer problemen mee hebben. En als de dorpen nog verder leeglopen, wat dan? Afbraak van huizen is een logisch gevolg. Maar, zegt Van Dijk, er zullen ook mensen zijn die in het eigen dorp willen blijven, in een grotere woning. Daar is dan nieuwbouw voor nodig. 'Alle mogelijkheden moeten open blijven', daar komt het volgens de wetenschapper op neer. Dat geldt zelfs voor een moeilijk bespreekbare optie als het opheffen van dorpen aan de waddenkust, om de ruimte te gebruiken voor een andere bestemming. Plaatsnamen zal Van Dijk niet noemen, want dan heeft hij de poppen aan het dansen. 'Het klinkt wreed. Maar of het ook echt erg is? Op 5 kilometer afstand ligt al weer een ander dorp.' De Groningse hoogleraar zou het kustgebied meer perspectief willen bieden door de recreatie op te krikken. Dat blijkt moeilijk van de grond te krijgen.

'De ondernemers willen wel, maar het lukt ze niet.' Het is een punt dat om nader onderzoek vraagt, stelt Van Dijk. 'Hoe krijg je hier meer bedrijvigheid en hoe houd je tegelijk het goede evenwicht tussen ecologie en economie? We moeten weten waar de grens ligt.' Van Dijk wil ook dat uit het oogpunt van bedrijvigheid eens gekeken wordt naar de regels die voor het behoud van de natuur worden gesteld. Daar zitten tegenstrijdigheden in, stelt hij: 'Een boot op de Waddenzee mag bijna niks, maar vliegtuiglawaai wordt wel geaccepteerd.' De waddenwetgeving ziet hij als minder onwrikbaar dan vaak wordt voorgesteld. Zo is Natura 2000 bedoeld voor natuurherstel. Van Dijk: 'Maar als wij samen vinden dat de regels te ver gaan, dan moeten we er zelf wat aan doen.'