Toch een vijand voor Japanse oester
De Japanse oesters in de Waddenzee wordt aangepakt. Na jaren van betrekkelijke rust mogen vijftien waddenvissers op drie plekken deze exoot handmatig rapen om met de verkoop ervan hun inkomen op te vijzelen en om uitbreiding van de soort te beperken.
Minister Gerda Verburg van landbouw, natuur en voedselkwaliteit onderzoekt de effectiviteit van de maatregel. Het besluit valt in een jaar dat biologen van Wageningen Universiteit een explosie van de oesterstand in de Waddenzee verwachten. Sinds 2002 is de Japanse oester bezig met een serieuze opmars in de Waddenzee.
Na 2005 stabiliseerde de stand tijdelijk op een geraamde hoeveelheid van 28 miljoen kilo. Opmerkelijk was het hoge aandeel kleine oesters. Dat is een voorbode voor een bovenmatige toename van de oesterstand dit jaar. De uitheemse Japanse oester is in de jaren zestig van de vorige eeuw in de Oosterschelde geintroduceerd nadat een ziekte vernietigend had huisgehouden onder de inheemse platte oester.
De nieuwe soort moest de oesterkweek nieuw leven inblazen. Niet iedereen was gelukkig met deze zet. De Japanse oester heeft in deze regio geen natuurlijke vijanden en filtert grote hoeveelheden voedsel uit het water, waaronder mosselzaad. De soort kon zich gemakkelijk en uiteindelijk ongebreideld via de kust naar de Waddenzee uitbreiden. Biologen stellen dat er inmiddels in de Waddenzee zevenhonderd oesterbanken zijn, waaronder 380 veroesterde mosselbanken.
De tegenstanders spreken van een ernstige plaag. Voorstanders daarentegen leggen de nadruk op de voordelen: de grillig gevormde oesters zorgen voor nieuwe riffen in het water en bieden mosselen juist bescherming tegen hun vijanden. De banken zorgen voor een zekere rust in het water, wat bepaalde planten ten goede komt. Op dit moment krijgen de tegenstanders van de Japanse oester even ruimte. Waddenvissers mogen zich nu opponeren als vijand van het schelpdier dat het beste door consumptie bestreden kan worden.