Nederland kan een (nog) beter roofvogelland worden

Gepubliceerd op 28 augustus 2006Natuur en Landschap, Onderzoek en MonitoringAangemaakt door Staatsbosbeheer

Lelystad

De beste manier om roofvogels te beschermen is door het optimaliseren van hun leefgebieden. Ook valt er een en ander te verbeteren aan de houding van mensen tegenover roofvogels.

Daarvoor is een brede samenwerking nodig tussen particuliere organisaties en de overheid. Dit maken Vogelbescherming Nederland, Staatsbosbeheer, SOVON Vogelonderzoek Nederland en de Werkgroep Roofvogels Nederland bekend.

Bescherming
De gezamenlijke organisaties bundelen hun krachten voor een betere bescherming van roofvogels. Zij doen dit naar aanleiding van het Vogelfestival, dat aanstaand weekend wordt georganiseerd in de Oostvaardersplassen en in het teken staat van roofvogels.
Het is van essentieel belang dat de leefgebieden van verschillende roofvogelsoorten verbeterd en vergroot worden. Dit is zowel noodzakelijk in natuurgebieden als in de stedelijke omgeving. Ook dient bij boswerkzaamheden en agrarische activiteiten meer en beter rekening gehouden te worden met roofvogels. Om daar goed op in te kunnen spelen zijn onderzoek en voorlichting van belang. Tevens dient de bescherming in de overwinteringsgebieden en langs de trekroutes van en naar Afrika te worden verbeterd. Daarvoor is internationale samenwerking met overheden en natuurbeschermingsorganisaties onontbeerlijk. Enkele beschermingsprojecten worden onderdeel van de reguliere activiteiten van Vogelbescherming Nederland en BirdLife International.

Leefgebieden
Nederlandse bossen zijn al veel geschikter geworden voor roofvogels door een natuurlijker beheer, maar het prooiaanbod in de omgeving van die bossen laat vaak te wensen over. Rondom een 'roofvogelbos' horen akkers en graslanden die prooidieren zoals muizen en vogels aantrekken. Hiervan profiteren haviken en buizerds.
Grote moerasgebieden herbergen soorten als havik, blauwe en bruine kiekendief en boomvalk, maar ook zwarte wouw en visarend. Herstel van natte natuur is gepland binnen de Ecologische Hoofd Structuur en moet moerasgebieden met elkaar verbinden. Een natuurlijk waterpeil en dynamiek zorgen voor veel prooien en geschikt broedgebied. Het broedgeval van de zeearend in de Oostvaardersplassen toont de potentie van grote waterrijke gebieden.
In onze duinen is de natuurlijke dynamiek verdwenen, waardoor er minder voedsel en nestgelegenheid aanwezig is. Blauwe kiekendieven en velduilen zijn hiervan de dupe en lijden daarnaast onder de toenemende recreatiedruk.
Grootschalige akkerbouwgebieden in noordoost Groningen en Flevoland tonen het belang voor bijvoorbeeld een soort als de zeldzame grauwe kiekendief.
Een goed akkerrandbeheer met ruigte en kruiden vergroot de kwaliteit voor andere soorten, zoals bruine en blauwe kiekendief en torenvalk.
Op veel plaatsen in Nederland is het prooidierrijke, kleinschalige agrarische landschap verdwenen. Door het intensieve graslandbeheer van tegenwoordig, komen periodieke muizenplagen niet meer voor. Dit werkt in het nadeel van torenvalk, boomvalk, sperwer, buizerd en rode wouw. Minder intensief boeren, het laten staan van stoppelvelden met graanresten en meer ruimte voor natuur op het platteland biedt hiervoor soelaas.
In de stedelijke omgeving gedijen sperwers, haviken en slechtvalken de laatste jaren beter, dankzij een groot aanbod aan prooien, zoals duiven, spreeuwen, mussen of ratten.

Draagvlak
Recentelijk is de vervolging van roofvogels toegenomen, terwijl alle soorten al lange tijd volledig wettelijk beschermd zijn. Ze worden in sommige gebieden - ten onrechte - gezien als concurrent van jagers en als oorzaak van de achteruitgang van weidevogels. Naast een betere en actievere handhaving door opsporingsinstanties is verbetering van het draagvlak voor roofvogels noodzakelijk. Daarvoor vormt het Vogelfestival een goede aanzet. Ook in de toekomst zullen de organiserende organisaties nadrukkelijker aandacht vragen voor en voorlichting geven over roofvogels.

Aantalsontwikkelingen
Blauwe kiekendief - van 100-130 paar (1973-77) naar 60 paar
Grauwe kiekendief - schommelt al enkele jaren rond 40 paar
Boomvalk - van 1700-2100 (1985-92) naar 750-1000 paar
Slechtvalk - van 5 paar (1998) naar 25 paar
Buizerd - van 2000-2500 paar (1973-77) naar 8000-10.000 paar
Sperwer - van 1000-1250 paar (1973-77) naar 4000-5000 paar

Gegevens SOVON Vogelonderzoek Nederland