Hopen dat de ramp uitblijft
In de wateren voor de Nederlandse kust is het een komen en gaan van grote olietankers en bulkschepen. Toch vindt Rijkswaterstaat het niet nodig om zich op een grote olieramp in te stellen. "Je kunt maar beter hopen dat de olievlekken snel op het strand terechtkomen."
DEN HAAG (GPD) - Drie olierampen in de afgelopen tien jaar bij Spanje, Frankrijk en de Britse Shetland eilanden met de tankers Prestige, Erika en Braer. Miljoenen liters olie liepen in zee. Tienduizenden vogels, schelpdieren, vissen maar ook vissers ondervinden jarenlang de gevolgen. De natuur is verwoest en vissers raken werkloos.
Nederland is tot nu toe ontkomen aan een dergelijke ramp. Een gelukje, met een van 's werelds grootste oliehavens Rotterdam binnen de grenzen, een van de drukst bevaren zeeroutes voor de deur en zeer kwetsbare natuurgebieden als de Wadden en de Zeeuwse Delta. Maar Nederland rekent zich rijk, stelt Eelco Leemans van Stichting De Noordzee. Het heeft te weinig capaciteit om olie op zee op te ruimen, terwijl de gevolgen van een ramp enorm zijn.
Leemans schetst: "Tienduizenden vogels raken besmeurd. Algen krijgen olie binnen, en met hen algen etende dieren." De kans bestaat dat olie de Waddenzee binnendringt. Een nieuwe ramp, zegt leemans. "Als een plaat in de Waddenzee droogvalt blijft een laag olie liggen. Bij het volgende hoogtij spoelt een laag zand over de olie waardoor deze niet meer afbreekt. Nog eens duizenden zeevogels, schelpdieren en wormen raken besmeurd. De voedselketen is jarenlang verstoord. Je kunt maar beter hopen dat olievlekken snel op de Noordzeestranden terechtkomen. Dat is misschien slecht voor badgasten en het toerisme, maar je kunt het daar wel wegscheppen."
Een dergelijke ramp doet zich hoogstens eens in de honderd jaar voor, schat Rijkswaterstaat. Een onderschatting, meent Leemans, en hij wordt gesteund door scheepsbouwadviseur Markus van de Laan. Van de Laan inspecteerde tal van schepen en promoveerde enige jaren geleden op een onderzoek naar tankerbouw. "Een tanker kan op een zandplaat lopen of verderop op zee op de rotsen. De kans dat het schip breekt is dan aanzienlijk. Het schip kan ook onbestuurbaar worden door een brand in de stuurinrichting. En dan is er nog domweg de kans dat schepen in zwaar weer op elkaar botsen."
Maar het zijn niet alleen de ongelukken die zorgen baren. "Het blijft ook een probleem van slecht gebouwde tankers, gebrek aan deskundigheid bij de bemanning en slecht onderhoud," zegt Van de Laan pessimistisch. "Want het economisch klimaat in de olie-industrie is er niet naar dat reders hun schepen goed onderhouden. Ze begeven zich langs de randen. Ze hebben te maken met minimumeisen en iedereen gaat op dat minimum zitten. "
€7,5 miljoen extra voor oliebestrijding op zee
Voor de oliebestrijding op zee trekt het rijk de komende jaren €7,5 miljoen extra uit. Dit blijkt uit de Capaciteitsnota 2006-2010 die staatssecretaris Melanie Schultz van Haegen in juni heeft gepresenteerd. De Waddenzee is goed te beschermen tegen een olieramp, meent de bewindsvrouw. Volgens een studie is er voldoende materieel om een olieramp aan te kunnen die zich eens in de 650 jaar in het kwetsbare natuurgebied kan voordoen. Wel investeert het rijk €330.000 extra in verbetering van oliebestrijding op de Waddenzee. Dat geld is voor een extra veegarm voor een sleephopperzuiger en twee systemen om olie te verzamelen. Samen met het bestaande materiaal is het dan mogelijk om in twee dagen 3000 kubieke meter olie uit zee te halen. In Harlingen, Terschelling, Lauwersoog, Den Helder en Delfzijl liggen nu zes veegarmen klaar die in geval van nood aan schepen te koppelen zijn. Dit is momenteel net te weinig als zich een ramp voordoet en er geen hulp uit Duitsland beschikbaar is.