'Koppijn van wachten op afkoopsom kokkelvissers'

Gepubliceerd op 22 september 2005VisserijAangemaakt door Dagblad vh Noorden (Bouwe van Norden)

Dirk Visser (62) uit Paesens mag al twee jaar het wad niet op met zijn in Lauwersoog afgemeerde Catjan, het grootste kokkelschip van Nederland. Januari dit jaar besloot de regering zelfs dat de 22 mechanische kokkelvissers in ons land definitief moeten stoppen. Als compensatie werd een uitkoopsom beloofd, maar ze hebben tot dusver geen cent ontvangen. De Friese ex-kokkelaar redt zich nu door met een kotter op garnalen en harders te vissen en vreet zich ondertussen op van ergernis: "Ik heb er maagpijn en koppijn van."

Dat de Waddenvereniging onlangs ook nog liet weten een uitkoopsom van 90 miljoen euro voor de mechanische kokkelaars veel te veel te vinden, verbijstert Visser en maakt hem kwaad. Zo'n 22,5 miljoen euro vindt de club ruim voldoende. "Als ik de baas over die lui was, zette ik ze in de cel, op water en brood", briest de kokkelaar. Hij ziet zich nu gedwongen samen met zijn zoon de Waddenzee weer op te gaan met een garnalenkotter. Naar de sociale dienst stappen, hoeft de Fries niet eens te overwegen. "Je krijgt toch niks, je moet eerst je huis opeten." Al bevaart Visser het ruime sop nu noodgedwongen met een garnalenkotter, het vissen op dit zeebanket heeft niet zijn voorkeur. "Ik ben echt een kokkelvisser. Dat is veel mooier en schoner werk. Je ziet tenminste wat je doet." Ondertussen 'prakkizeert' de grootste kokkelaar van Nederland zich suf over hoe hij verder moet. Hij mist al twee jaar inkomsten uit de kokkelvisserij (het jaar voordat er een algeheel en definitief verbod kwam, mochten de kokkelaars het wad ook al niet meer op, red.) en heeft bovendien daarvoor een erg slecht seizoen gehad. Visser heeft zijn hoop helemaal gevestigd op de toegezegde afkoopsom, waarover volgens hem inmiddels 'al honderd keer is vergaderd' door de commissie die het geld onder de kokkelvissers moet verdelen. Twee keer is hij vergezeld door zijn boekhouder zelf naar zo'n overleg geweest. "Maar ik ben niet zo'n vergaderaar", zegt de visserman. Een probleem is volgens Visser dat de groene beweging, die mede debet is aan de in zijn ogen onterechte verbanning van de kokkelaars van het wad, nu dwarsligt bij het toekennen van de schadevergoedingen. "Ze willen dat wij minder of helemaal niks uit het Waddenfonds van 800 miljoen krijgen, vinden dat wij wel genoeg hebben verdiend." De schipper van de ooit voor drie miljoen gulden gebouwde Catjan, vertelt dat er inmiddels wel een bedrag is genoemd. Voor hem zou worden gedacht aan een uitkoopsom van 1,5 miljoen euro. Of hij dat geld ooit op zijn rekening krijgt, is echter nog zeer de vraag. "Als de commissie er uit is, moeten ook Den Haag en Brussel er nog mee instemmen. Het blijft afwachten hoeveel je uiteindelijk krijgt. Ik vind de hele situatie nogal verwarrend." Anderhalf miljoen is, zo vindt Visser, ook onvoldoende compensatie. Hij stelt dat hij veel meer schade lijdt. "Ik heb er wel vijfendertig jaar voor gewerkt! Bovendien wordt het niet eens anderhalf miljoen als ik het schip wil houden. Dat moet ik dan voor oud ijzerprijs terugkopen. Het is allemaal om je dood aan te ergeren. In één keer wordt ons hele bedrijf weggevaagd, terwijl dat helemaal niet nodig is." Visser verwacht dat er op zijn vroegst eind dit jaar een besluit wordt genomen over de afkoopsom voor de mechanische kokkelvissers. Mogelijk moet hij daar echter ook op wachten tot 2006. Mocht hij onverhoopt toch geen schadevergoeding krijgen, dan weet de kokkelaar wat hem te doen staat. Dan gaat hij burgerlijk ongehoorzaam met de Catjan het wad weer op: "Wat moet je anders?" De handen van Visser jeuken nu al. "Het is gewoon verschrikkelijk hoeveel grote kokkels er op het wad liggen, die niet worden opgevist. Ze gaan dood terwijl niemand er iets aan heeft. Je ziet ook geen vogels bij die kokkels. Dat wij de vogels van voer beroven door op kokkels te vissen (zoals natuurorganisaties stel len, red.) is flauwekul. Het was echt nergens voor nodig onze bedrijfstak kapot te maken..."