Acht eeuwen boeren op Schiermonnikoog

Gepubliceerd op 16 november 2005Voorlichting en educatieAangemaakt door Dagblad vh Noorden (Evelien Hofman)

Waarom zijn er ooit mensen boer geworden op Schiermonnikoog? Hoe konden zij rondkomen van hun kleine bedrijven? Wat ging er mis bij de exploitatie van de melkfabriek? Hoe boert het nu op het eiland?

Op deze vragen wordt een antwoord gegeven in het boek Boeren op Schiermonnikoog, geschreven door leden van de cultuurhistorische vereniging 't Heer en Feer op het eiland.

Toen halverwege de twaalfde eeuw bij Dokkum het klooster Clarus campus werd gesticht, zagen de monniken mogelijkheden voor het gebruik van Schiermonnikoog. Rond 1300 sticht ten zij er een uithof, een buiten het klooster liggende boerderij.

Vermoedelijk deden de eilandbewoners toen al op kleine schaal aan landbouw, om zichzelf van voedsel te kunnen voorzien als aanvulling op de visvangst. Waar de monniken de landerijen voor gebruikten, is niet precies bekend. Waarschijnlijk voorzagen ze het klooster van graan en zuivel, maar misschien werden er ook gewassen voor de handel verbouwd.

In de loop van de veertiende eeuw werkten steeds minder broeders op het land. Eilanders werden ingezet en het klooster begon grond te verpachten. Een nieuw bewind in Friesland in 1580 betekende het einde van de kloosters en dus ook het einde van de uithof.

Het boek Boeren op Schiermonnikoog besteedt veel aandacht aan de vetes tussen dorps- en polderboeren. Na de omdijking van het eiland in 1860 komen agrariërs van de vaste wal naar het eiland. Buiten het dorp stichten ze hun bedrijven.

In het dorp zelf is ruimte voor hooguit vijf of zes koeien per boer, in de polder worden veel meer dieren gehouden. De dorpsboeren hebben het recht hun melk te verkopen aan dorpsbewoners, de polderboeren maken er boter van en verkopen die dan.

Als de concurrentie van de vaste wal na de oorlog toeneemt en de inkomsten teruglopen, lijkt de oprichting van een eigen zuivelfabriek uitkomst te bieden. De polderboeren zijn vóór, de dorpsboeren zijn bang dat ze hun zelfstandigheid en monopoliepositie kwijtraken en bovendien een lagere melkprijs zullen krijgen. Als de polderboeren dreigen hun melk onder de prijs in het dorp te verkopen, gaan de dorpsboeren akkoord.

De fabriek wordt in 1925 gebouwd. Als het economisch klimaat na de oorlog verandert (concentratie, grootschaligheid, sluiting en afzetproblemen - de boterberg), is sluiting onvermijdelijk. De directie weet het einde nog een tijd uit te stellen, maar op 1 maart 1973 is het zover. Voor dorpsboeren was er toen geen bestaan meer, zij verdwenen. Boeren op Schiermonnikoog schetst ook een beeld van de situatie van de overgebleven boeren. Om het hoofd boven water te houden, zijn nevenactiviteiten voor hen belangrijk.

Na de Tweede Wereldoorlog kwam het toerisme op gang, een ontwikkeling waar ze nog steeds dankbaar gebruik van maken. Veel veehouderijen hebben ook een kampeerboerderij. Agrarisch natuurbeheer biedt de boeren nieuwe uitdagingen.

Tenslotte noemt het boek de ontwikkeling van een 'waddenproduct' samen met agrariërs van andere eilanden. Dit is nog niet gelukt, maar een van de boeren op Schiermonnikoog is een eigen kaasmakerij annex zuivelwinkel begonnen. De schrijvers van het boek zien dit als bewijs van een goede slagingskans van speciale producten. Ook andere boeren zouden daarmee hun voordeel kunnen doen.

Boeren op Schiermonnikoog door de eeuwen heen. Tijdschrift van Cultuur Historische Vereniging ''t Heer en Feer' Schiermonnikoog (2005). Redactie Eddie Bakker, Erik Jansen, Arend J. Maris en Hilbert G. de Vries.

Regio