Uitspraak Voorzitter Raad van State inzake mechanische kokkelvisserij Waddenzee 2004

Gepubliceerd op 10 december 2004VisserijAangemaakt door Ministerie van LNV

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Postbus 20018

2500 EA Den Haag

ons kenmerk: TRCJZ/2004/6366

datum: 07-12-2004

onderwerp: Uitspraak Voorzitter Raad van State inzake mechanische kokkelvisserij Waddenzee 2004

Zeer geachte Voorzitter,

Op 3 december 2004 heeft de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan op het verzoek om een voorlopige voorziening van de kokkelsector. Doel van dit verzoek was om in 2004 nog mechanisch te mogen vissen op kokkels in de Waddenzee. In het navolgende informeer ik u nader over inhoud en achtergronden van deze uitspraak.

Zoals u bekend, heeft het Kabinet besloten om de mechanische kokkelvisserij in de Waddenzee met ingang van 2005 te verbieden. Zoals ik ook heb meegedeeld tijdens het algemeen overleg met de Tweede Kamer op 20 september jl. over de vergunningverlening voor de mechanische kokkelvisserij 2004 (TK 2004-2005, 26684, nr. 6), heb ik de kokkelsector evenwel nog in de gelegenheid willen stellen om in 2004 de mechanische kokkelvisserij in de Waddenzee uit te oefenen. Om die reden heb ik bij besluit van 20 juli 2004 aan de kokkelvissers een vergunning op grond van de Natuurbeschermingswet verleend voor het mechanisch vissen van kokkels in de Waddenzee.

Tegen mijn besluit van 20 juli 2004 heeft een aantal natuurorganisaties bezwaar gemaakt. De kokkelsector heeft vervolgens, hangende dit bezwaarschrift, een verzoek om een voorlopige voorziening ingediend bij de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State om opheffing van de schorsende werking. Zoals ik u heb meegedeeld in mijn brief van 16 september 2004 (TK 2003-2004, 29684, nr. 4) heeft de voorzitter dit verzoek afgewezen, omdat het naar zijn oordeel niet buiten twijfel was dat de verleende vergunning voor 2004 in bezwaar en beroep stand zal houden.

Bij besluit van 18 oktober 2004 heb ik het bezwaar van de natuurorganisaties ongegrond verklaard en de aan de kokkelsector verleende vergunning voor de mechanische kokkelvisserij in stand gelaten.

Een aantal belanghebbenden, waaronder een aantal natuurorganisaties, heeft tegen mijn besluit op bezwaar van 18 oktober 2004 een beroepschrift ingediend bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Wederom heeft de kokkelsector een verzoek om een voorlopige voorziening ingediend bij de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, ditmaal om opheffing van de schorsende werking van het beroepschrift, om zodoende alsnog (gedurende de daarvoor nog resterende weken in 2004) de mechanische kokkelvisserij in de Waddenzee te kunnen uitoefenen.

De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State bleek evenwel nog steeds niet de overtuiging te hebben dat bij het gebruik van de vergunning voor het najaar van 2004 significante gevolgen voor wadbodem en vogels zijn uitgesloten. Om deze reden heeft de voorzitter wederom het verzoek om een voorlopige voorziening van de kokkelsector afgewezen. De uitspraak van de Voorzitter is als bijlage bij deze brief bijgevoegd.

Omdat de voorzitter uitspraak heeft gedaan op een verzoek om een voorlopige voorziening, is het oordeel van de voorzitter voorlopig. Op de beroepschriften, ingediend tegen de beslissing op bezwaar, moet de afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State nog beslissen in een zogenoemde bodemprocedure. Vooralsnog bestaat dan ook geen definitief oordeel over de toelaatbaarheid van de mechanische kokkelvisserij in 2004. Desalniettemin betekent de uitspraak de facto dat in 2004 geen mechanische kokkelvisserij in de Waddenzee zal kunnen plaatsvinden.

De minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

dr. C.P. Veerman