Terschellingers vrezen einde van duinen
Terschelling - 01-03-2004
Het is een vreemde gewaarwording bij paal 18 op Terschelling waar opeens de duinen ophouden. Een lage zandglooiing van een paar honderd meter is alles wat nog over is van de eens metershoge duintoppen. Weggespoeld en weggestoven, zonder dat Rijkswaterstaat ingreep. Bewoners van het eiland zien de achteruitgang van de duinen met lede ogen aan.
Een alom heersende gedachte is dat bij de eerste de beste noordwesterstorm deze laatste barrière zal wegspoelen. De hoofdopzichter van Rijkswaterstaat, Swart, laat ter plekke aan de bestuursleden van de Terschellinger Ondernemersvereniging en de Stichting Ons Schellingerland zien dat het zo’n vaart niet loopt. Hij verwacht bovendien niet dat het zand verder zal wegstuiven, omdat de oude takkenschermen dan geheel bloot komen te liggen en weer als zandvanger gaan functioneren.
De beste garantie is volgens Swart de toezegging van de rijksoverheid dat de laagwaterlijn tussen paal 2 en paal 26 te allen tijde op dezelfde plaats blijft liggen. Zou het strand afvlakken en de zee oprukken, dan wordt ingegrepen met zandsuppletie. Maar als de zee desondanks haar weg weet te vinden naar het achterliggende natuurgebied, dan grijpt Rijkswaterstaat niet in. Al begin jaren negentig is de dienst met Dynamisch kustbeheer begonnen, maar nu worden de gevolgen zichtbaar en groeit het ongenoegen.
De eilanders vinden eigenlijk dat de duinen langs het strand van Terschelling weer de status van ‘eerste zeewering’ moeten krijgen. Dan zouden ze onderdeel zijn van de zogenoemde ‘dijkring’, een term voor het gebied waarbinnen de overheid de veiligheid garandeert. Nu vormt een rij landinwaarts gelegen duinen, samen met de waddendijk, die dijkring. Terschelling gaat samen met de andere eilanden en de provincie bij de rijksoverheid pleiten voor een uitzonderingspositie.