Kokkelvisserij zoenoffer in discussie gaswinning

Gepubliceerd op 28 juni 2004OverheidAangemaakt door PO Kokkelvisserij

Kapelle

De Nederlandse kokkelsector is erg ongelukkig met het kabinetsbesluit dat vandaag bekend geworden is om de mechanische kokkelvisserij in de Waddenzee te beëindigen en tot uitkoop over te gaan. De sector is onaangenaam getroffen, omdat minister Veerman nog geen zes maanden geleden bij de presentatie van het EVA II rapport van mening was dat voortzetting van duurzame kokkelvisserij mogelijk was. Wij zijn dat met hem eens. Met het huidige besluit lijkt het kabinet echter te zijn gezwicht voor maatschappelijke en vooral politieke druk. “De economisch gezonde kokkelvisserij wordt daardoor zoenoffer in de discussie rond gaswinning in de Waddenzee”, aldus Gerrit Braks, voorzitter van de Producentenorganisatie Kokkelvisserij.

De sector heeft de afgelopen maanden overleg gevoerd met het ministerie van LNV en aangegeven welke randvoorwaarden nodig zijn voor voortzetting van de kokkelvisserij. Braks: “De sector wil en kan duurzaam vissen, nu en in de toekomst. Nu het kabinet dit besluit heeft genomen rekenen wij op een ruimhartige uitkoopregeling met een sociaal plan, waartoe de Staat overigens gehouden is.”

Uitkoop

Om langslepende juridische processen met individuele belanghebbenden te voorkomen is de sector akkoord gegaan met de instelling van een Commissie van drie,die een advies moet uitbrengen over de uit te keren schadevergoeding.

Tot dat moment zullen geen individuele juridische procedures worden gestart. Mocht het uitkoopbedrag straks echter onvoldoende realiteitswaarde hebben, dan behouden de betrokkenen zich het recht voor dan alsnog te gaan procederen. Braks:“Wij gaan uit van volledige compensatie van de schade.”

Naast een goede uitkoopregeling is een adequaat sociaal plan vereist.

Binnen de sector zijn ongeveer 200 mensen werkzaam. Het besluit treft echter ook het voortbestaan van de verwerking van andere schelpdieren binnen de kokkelverwerkende bedrijven. Daarnaast is er bovendien verlies aan indirecte werkgelegenheid.